Salmo 108
(Sl 57.7-11; 60.6-12)
Cântico e Salmo de David.
1Ó Deus, o meu coração está pronto para te louvar!
Quero cantar-te salmos com toda a minha alma!
2Que a harpa e a lira comecem a tocar!
Eu mesmo, ao romper do dia, cantarei a Deus.
3Louvar-te-ei diante dos povos, Senhor;
no meio das nações cantar-te-ei salmos.
4Pois a tua misericórdia chega aos céus
e a tua fidelidade até às nuvens.
5Ó Deus, engrandece-te acima dos céus!
Que a tua glória brilhe sobre toda a Terra!
6Salva-nos, para que o povo que amas seja livre!
Ouve-nos e livra-nos pela força do teu braço direito!
7Deus jurou pela sua santidade:
“É justo que me encha de alegria;
hei de repartir Siquem e medir o vale de Sucote.
8Gileade e Manassés ainda são meus;
Efraim é o apoio da minha força
e Judá me dará governantes.
9Moabe é para mim uma bacia de lavar
e Edom como o sítio onde me descalço.
Sobre a Filisteia bradarei vitória.”
10Quem me conduzirá à cidade fortificada?
Quem me guiará até Edom?
11Deus o fará, ainda que nos tenha rejeitado
e nos tenha abandonado aos exércitos do inimigo.
12Auxilia-nos em tempos de aperto,
pois de nada vale o socorro humano!
13Com Deus faremos coisas formidáveis;
ele esmagará os nossos inimigos.
1Een psalm van David.
2Ik voel mij veilig en rustig bij U, mijn God!
Ik verlang ernaar voor U lofliederen te zingen.
3Vooruit, harp en citer!
Nog voor de zon opkomt, wil ik al spelen.
4In tegenwoordigheid van alle volken, Here,
wil ik U prijzen en eren.
Voor vreemde volken wil ik psalmen over U zingen.
5Uw goedheid en liefde zijn onmetelijk,
zij gaan hoger dan het blauw van de hemel.
Uw trouw is net zo min op te meten
als de afstand tot de wolken.
6Maak Uzelf maar groot
tot in alle hemelen, mijn God.
Uw macht en majesteit
zullen over de hele wereld worden gezien.
7Wilt U ons antwoorden?
Wilt U ons de overwinning bezorgen,
zodat uw volgelingen worden bevrijd?
8God heeft in zijn heilige woning gesproken
en ik juich over zijn antwoord.
Ik zal Sichem verdelen
en het dal van Sukkot opmeten.
9Gilead en Manasse zijn van mij
en Efraïm is mijn helm.
Juda is de staf waarmee ik regeer.
10Moab is mijn wasbak,
Edom vertrap ik met mijn sandalen
en over Filistea triomfeer ik.
11Wie brengt mij naar de versterkte vesting?
Wie begeleidt mij naar Edom?
12U bent het, o God,
U die ons eerst had verstoten.
Wilt U, o God, optrekken met onze legers?
13Help ons tegen de vijand,
want hulp van mensen stelt niets voor.
14Met de hulp van God
kunnen wij dapper strijden,
Hij zal onze vijanden verslaan.