መዝሙር 115 – NASV & HTB

New Amharic Standard Version

መዝሙር 115:1-18

መዝሙር 115

አንዱ እውነተኛው አምላክ

115፥4-11 ተጓ ምብ – መዝ 135፥15-20

1ለእኛ ሳይሆን፣ እግዚአብሔር ሆይ፤ ለእኛ ሳይሆን፣

ስለ ምሕረትህና ስለ እውነትህ፣

ለስምህ ክብርን ስጥ።

2አሕዛብ፣ “አምላካቸው የት አለ?” ለምን ይበሉ?

3አምላካችንስ በሰማይ ነው፤

እርሱ ደስ የሚለውን ያደርጋል።

4የእነርሱ ጣዖታት ግን የሰው እጅ የሠራቸው፣

ብርና ወርቅ ናቸው።

5አፍ አላቸው፤ አይናገሩም፤

ዐይን አላቸው፤ አያዩም፣

6ጆሮ አላቸው፤ አይሰሙም፤

አፍንጫ አላቸው፤ አያሸትቱም፤

7እጅ አላቸው፤ አይዳስሱም፤

እግር አላቸው፤ አይሄዱም፤

በጕሮሯቸውም ድምፅ አይፈጥሩም።

8እነዚህን የሚያበጁ፣

የሚታመኑባቸውም ሁሉ እንደ እነርሱ ይሁኑ።

9የእስራኤል ቤት ሆይ፤ በእግዚአብሔር ታመኑ፤

ረዳታቸውና ጋሻቸው እርሱ ነው።

10የአሮን ቤት ሆይ፤ በእግዚአብሔር ታመኑ፤

ረዳታቸውና ጋሻቸው እርሱ ነው።

11እናንተ እግዚአብሔርን የምትፈሩ ሆይ፤ በእግዚአብሔር ታመኑ፤

ረዳታቸውና ጋሻቸው እርሱ ነው።

12እግዚአብሔር ያስበናል፤ ይባርከናልም፤

እርሱ የእስራኤልን ቤት ይባርካል፤

የአሮንንም ቤት ይባርካል።

13እግዚአብሔርን የሚፈሩትን ሁሉ፣

ትልቁንም ትንሹንም ይባርካል።

14እግዚአብሔር እናንተንና ልጆቻችሁን፣

በባርኮቱ ያብዛችሁ።

15ሰማይንና ምድርን በፈጠረ፣

በእግዚአብሔር የተባረካችሁ ሁኑ።

16ሰማየ ሰማያት የእግዚአብሔር ናቸው፤

ምድርን ግን ለሰው ልጆች ሰጣት።

17እግዚአብሔርን የሚያመሰግኑት የሞቱት አይደሉም፤

ወደ ዝምታው ዓለም የሚወርዱም አይደሉም።

18ከአሁን ጀምሮ እስከ ዘላለም፣

እግዚአብሔርን የምንባርክ እኛ ነን።

እግዚአብሔር ይመስገን።115፥18 ዕብራይስጡ ሃሌ ሉያ ይላል።

Het Boek

Psalmen 115:1-18

1Here, wij verdienen geen eer.

Alleen uw naam komt alle eer toe

vanwege uw goedheid, liefde en trouw.

2De heidenen zeggen: ‘Waar is hun God nu?’

3Onze God woont in de hemel

en doet wat Hem goeddunkt.

4Hun afgodsbeelden zijn van zilver en goud,

vervaardigd door gewone mensen.

5Die beelden kun je zien:

zij hebben een mond, maar zeggen geen woord.

6Ook hebben ze oren aan het beeld gemaakt,

maar die kunnen toch niet horen.

En een neus, maar die ruikt niets.

7De handen die eraan zitten, voelen niets.

En de voeten verzetten geen stap.

Ook de keel kan geen geluid voortbrengen.

8Wie beelden maakt zal eenmaal

net zo doods zijn als zijn maaksels.

Zo gaat het ook met ieder die op die beelden vertrouwt.

9Israëlieten,

stel uw vertrouwen op de Here.

Hij is voor hen een helper

en stelt Zich beschermend voor hen op.

10Nageslacht van Aäron,

stel uw vertrouwen op de Here

Hij is voor hen een Helper

en stelt Zich beschermend voor hen op.

11Als u ontzag hebt voor de Here,

stel dan ook uw vertrouwen op Hem.

Hij is voor u een Helper

en stelt Zich beschermend voor u op.

12De Here denkt aan ons,

Hij geeft de zegen.

Hij geeft zegeningen

aan het volk van Israël,

aan het nageslacht van Aäron

13en aan ieder die ontzag voor de Here heeft,

klein en groot.

14Ik bid dat de Here u veel kinderen geeft,

zowel aan u als aan uw kinderen.

15U bent rijk gezegend door de Here,

die hemel en aarde heeft gemaakt.

16De hemel is de woonplaats van de Here

en de aarde gaf Hij aan de mensen.

17Dode mensen kunnen de Here niet prijzen,

vanuit het dodenrijk kan niemand Hem eren.

18Wij, de levende mensen,

mogen echter de Here loven en prijzen:

nu en tot in eeuwigheid.