Engero 21 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Engero 21:1-31

1Omutima gwa kabaka guli ng’amazzi agakulukutira mu mukono gwa Mukama,

era agukyusiza gy’ayagala yonna.

221:2 Nge 16:2; 24:12; Luk 16:15Buli kkubo lya muntu liba ng’ettuufu mu maaso ge,

naye Mukama apima omutima.

321:3 1Sa 15:22; Nge 15:8; Is 1:11; Kos 6:6; Mi 6:6-8Okukola ebituufu n’eby’amazima

kisanyusa Mukama okusinga ssaddaaka.

421:4 Nge 6:17Amaaso ageegulumiza, n’omutima ogw’amalala,

ye ttabaaza y’ababi, era ebyo kwonoona.

521:5 Nge 10:4; 28:22Enteekateeka z’omunyiikivu zivaamu magoba meereere,

naye okwanguyiriza okutalina nteekateeka kuvaamu bwavu.

621:6 2Pe 2:3Okufuna obugagga n’olulimi olulimba,

mpewo buwewo etwalibwa eruuyi n’eruuyi era mutego gwa kufa.

7Obukambwe bw’ababi bulibamalawo,

kubanga bagaana okukola eby’ensonga.

821:8 Nge 2:15Ekkubo ly’abazza emisango liba kyamu,

naye ery’abataliiko musango liba golokofu.

921:9 Nge 25:24Okusula ku kasolya k’ennyumba,

kisinga okubeera mu nnyumba n’omukazi omuyombi.

10Emmeeme y’omubi yeegomba okukola ebibi;

talaga muliraanwa we kisa n’akatono.

1121:11 Nge 19:25Omukudaazi bw’abonerezebwa, atalina magezi agafuna;

n’ow’amagezi bw’ayigirizibwa afuna okutegeera.

1221:12 Nge 14:11Katonda alaba ebifa mu nnyumba y’omubi,

era abakozi b’ebibi abazikkiririza ddala.

1321:13 Mat 18:30-34; Yak 2:13Oyo aziba amatu ge eri okulaajana kw’omwavu,

naye alikoowoola nga talina amwanukula.

1421:14 Nge 18:16; 19:6Ekirabo ekigabire mu kyama kikakkanya obusungu obungi,

n’enguzi ebikiddwa mu munagiro eggyawo ekiruyi ekingi.

1521:15 Nge 10:29Ensonga bwe zisalibwa mu bwenkanya, lye ssanyu eri abatuukirivu,

naye kiba kyekango eri abakozi b’ebibi.

1621:16 Zab 49:14Omuntu awaba okuva mu kkubo ly’okutegeera,

agukira mu bafu.

1721:17 Nge 23:20-21, 29-35Aganza eby’amasanyu anaabanga mwavu, n’oyo

ayagala omwenge n’amafuta taligaggawala.

1821:18 Nge 11:8; Is 43:3Abakozi b’ebibi batuukibwako emitawaana egyandigudde ku balungi,

n’ekyandituuse ku b’amazima kituuka ku batali beesigwa.

1921:19 nny 9Okubeera mu ddungu,

kisinga okubeera n’omukazi omuyombi anyiiganyiiga.

20Mu nnyumba y’omutuukirivu mubaamu eby’obugagga eby’omuwendo,

naye omusirusiru ebibye byonna abyonoona.

2121:21 Mat 5:6Agoberera obutuukirivu n’ekisa,

alibeera n’obulamu obukulaakulana n’ekitiibwa.

2221:22 Mub 9:15-16Omuntu ow’amagezi alumba ekibuga eky’abazira nnamige,

era n’asesebbula enfo yaabwe gye beesiga.

2321:23 a Yak 3:2 b Nge 12:13; 13:3Afuga akamwa ke n’olulimi lwe,

yeewoonya emitawaana.

2421:24 Zab 1:1; Nge 1:22; Is 16:6; Yer 48:29“Mukudaazi,” lye linnya ly’ab’amalala abeeraga,

abeetwalira mu kwemanya okw’ekitalo mwe batambulira.

2521:25 Nge 13:4Okwetaaga kw’omugayaavu lwe luliba olumbe lwe,

kubanga emikono gye tegyagala kukola.

2621:26 Zab 37:26; Mat 5:42; Bef 4:28Olunaku lwonna aba yeegomba kweyongezaako,

naye omutuukirivu agaba awatali kwebalira.

2721:27 a Is 66:3; Yer 6:20; Am 5:22 b Nge 15:8Ssaddaaka y’omubi ya muzizo,

na ddala bw’agireeta ng’alina ekigendererwa ekitali kirungi.

2821:28 Nge 19:5Omujulizi ow’obulimba alizikirira,

naye ekigambo ky’oyo ayogera eby’amazima kiribeerera emirembe gyonna.

29Omuntu omubi yeekazaakaza,

naye omuntu ow’amazima yeegendereza amakubo ge.

3021:30 a Yer 9:23 b Is 8:10; Bik 5:39Tewali magezi, newaakubadde okutegeera, wadde ebiteeso

ebiyinza okulemesa Mukama.

3121:31 Zab 3:8; 33:12-19; Is 31:1Embalaasi etegekerwa olunaku olw’olutalo,

naye obuwanguzi buva eri Mukama.

Het Boek

Spreuken 21:1-31

1Het hart van de koning ligt in de hand van de Here, als een waterloop kan het naar alle kanten worden gebogen, zodat de koning precies doet wat de Here wil.

2Mensen leven zoals zij denken dat het goed is, maar de Here kijkt dieper, Hij ziet wat in het hart omgaat.

3Rechtvaardigheid en wetshandhaving zijn in de ogen van de Here beter dan offers.

4Hooghartige blikken, trotse harten en alles wat een goddeloze nog meer doet, is zonde.

5Een vlijtig mens krijgt alles wat hij nodig heeft, ja, zelfs nog meer dan dat, maar armoede wacht hem die heel snel heel veel wil hebben.

6Wie met leugen en bedrog zijn fortuin wil maken, hoeft niet op succes te rekenen en stelt zijn leven in de waagschaal.

7De goddelozen worden met gelijke munt terugbetaald, omdat zij weigeren ieder het zijne te geven.

8Een slecht mens leidt een zondig leven en een goed mens leeft tot eer van God.

9Het is beter op een hoek van het platte dak te wonen, dan in één huis met een ruziezoekende vrouw.

10De goddeloze is helemaal gericht op zondigen, zelfs zijn naaste of vriend ontziet hij daarbij niet.

11Als een spotter gestraft wordt, komt hij weer op het goede pad en wordt verstandig. Als een verstandig mens onderwezen wordt, dan neemt hij dat ter harte.

12De rechtvaardige doet er goed aan op te letten hoe het de goddeloze vergaat, want God zal de goddelozen in het verderf storten.

13Wie zijn oren dichtstopt voor het hulpgeroep van de armen, wordt zelf ook niet verhoord, wanneer hij om hulp roept.

14Een geschenk dat onopvallend wordt gegeven, helpt de woede bekoelen.

15Een oprecht mens vindt voldoening in rechtvaardigheid, maar voor boosdoeners is dat een verschrikking.

16Een mens die de goede weg verlaat, kan tot de doden worden gerekend.

17Wie uitsluitend pleziertjes najaagt, staat armoede te wachten. Wie houdt van drank en overdaad, wordt nooit rijk.

18De goddeloze moet boeten in plaats van de rechtvaardige, de trouweloze boet voor de oprechte.

19Het is beter in de woestijn te wonen dan bij een ruziënde en kijvende vrouw.

20De wijze beschikt over voldoende geld en heerlijk ruikende olie, een dwaas mens zou dat er in korte tijd doordraaien.

21Wie zijn best doet ieder het zijne te geven en gul te zijn, krijgt alles wat hij nodig heeft, het leven en aanzien.

22Een wijze weet een sterke stad te bedwingen en overwint de sterke mannen waarop de stad vertrouwde.

23Wie zijn mond en tong in bedwang houdt, vrijwaart zich van problemen.

24Een hoogmoedige opschepper, in feite een spotter, laat zich leiden door hooghartigheid en drift.

25De manier van leven van de luiaard leidt hem naar de ondergang, hij weigert met zijn handen te werken.

26De begerige hunkert de hele dag naar meer en mooier, maar de rechtvaardige geeft ieder het zijne en houdt niets achter.

27Het offer van een goddeloze is op zichzelf al een gruwel, laat staan als hij een offer brengt met in zijn achterhoofd een schandelijk plan.

28Een valse getuige loopt de dood in de armen, maar een man die eerlijk vertelt wat hij weet, is overwinnaar.

29Een goddeloze doet zijn eigen zin, maar een oprecht mens leeft bewust met God.

30Geen menselijke wijsheid, verstand of overleg is te vergelijken met de Here.

31Je kunt wel paarden optuigen voor de strijd, maar de Here beslist wie overwint.