Engero 20 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

Engero 20:1-30

120:1 Nge 31:4Omwenge mukudaazi, ekitamiiza muleekaanyi,

era buli alaga mu kkubo ekyamu olw’ebyo talina magezi.

220:2 a Nge 19:12 b Nge 8:36Obusungu bwa kabaka buli ng’okuwuluguma kw’empologoma,

n’oyo amusunguwaza yeefiiriza bulamu bwe.

320:3 Nge 17:14Kya kitiibwa omuntu okwewala entalo,

naye buli musirusiru ayagala okuyomba.

4Omugayaavu talima mu budde butuufu,

kyanaavanga anoonya eby’amakungula nga talina kantu.

5Ebigendererwa ebiba mu mutima gw’omuntu biba ng’amazzi ag’ebuziba,

naye omuntu alina okutegeera alibiggyayo.

620:6 Zab 12:1Abantu bangi bagamba nti balina okwagala okutaggwaawo,

naye ani ayinza okuzuula omuntu omwesigwa?

720:7 Zab 37:25-26; 112:2Omuntu omutuukirivu, atambulira mu bulamu obutaliiko kyakunenyezebwa;

ba mukisa abaana be abalimuddira mu bigere.

820:8 nny 26; Nge 25:4-5Kabaka bw’atuula ku ntebe ye ey’obwakabaka ng’asala emisango,

amaaso ge gasunsulamu ne gaggyamu ebibi byonna.

920:9 1Bk 8:46; Mub 7:20; 1Yk 1:8Ani ayinza okugamba nti, “Ntukuzza omutima gwange,

ndi mulongoofu era sirina kibi?”

1020:10 nny 23; Nge 11:1Ebipima obuzito ebitatuuka n’ebigera ebikyamu,

byombi bya muzizo eri Mukama.

1120:11 Mat 7:16Omuvubuka naye amanyibwa olw’ebikolwa bye,

obanga birongoofu era nga birungi.

1220:12 Zab 94:9Okutu okuwulira n’eriiso eriraba

byombi Mukama ye y’abikola.

1320:13 Nge 6:11; 19:15Toyagalanga kwebaka oleme kwavuwala,

tunula, obeerenga n’ebyokulya bingi.

14“Si kirungi, si kirungi,” bw’ayogera agula;

naye bw’agenda n’alyoka yeenyumiririza mu ky’aguze.

15Zaabu n’amayinja ag’omuwendo weebiri,

naye emimwa egyogera eby’amagezi kye ky’omuwendo ekisingako.

1620:16 a Kuv 22:26 b Nge 27:13Omuntu bw’aleeta ekyambalo kye ne yeeyimiririra gw’atamanyi,

kitwalire ddala, na ddala bw’abanga yeeyimiririra omukazi omubambaavu.

1720:17 Nge 9:17Emmere enfune mu bukyamu ewooma mu kulya,

naye emufuukira amayinja mu kamwa.

1820:18 Nge 11:14; 24:6Kola entegeka nga weebuuza ku magezi,

bw’oba onoolangirira olutalo sooka weebuuze.

1920:19 Nge 11:13Oyo agenda ng’asaasaanya olugambo abotola ebyama,

noolwekyo weewale omuntu ayogerayogera ennyo ebitaliimu.

2020:20 a Nge 30:11 b Kuv 21:17; Yob 18:5Omuntu akolimira kitaawe oba nnyina,

ettabaaza ye erizikizibwa n’asigala mu kizikiza ekikutte ennyo.

21Eby’obusika ebifune ng’ekiseera kyabyo tekinnatuuka,

ku nkomerero tebiba na mukisa.

2220:22 a Nge 24:29 b Bar 12:19Toyogera nti, “Nzija kukusasula olw’ekibi kino!”

Lindirira Mukama alikuyamba.

2320:23 nny 10Ebipima ebikyamu bya muzizo eri Mukama,

ne minzaani ez’obulimba tezisanyusa.

2420:24 Yer 10:23Amakubo g’omuntu gategekebwa Mukama,

omuntu ayinza atya okutegeera ekkubo lya Mukama?

2520:25 Mub 5:2, 4-5Kyambika eri omuntu okwanguyiriza okweyama eri Mukama,

naye oluvannyuma n’afumiitiriza ku bye yeeyamye.

2620:26 nny 8Kabaka omugezi asengejja n’aggyamu abakozi b’ebibi,

n’ababonereza awatali kusaasira.

27Ettabaaza ya Mukama ekebera omwoyo gw’omuntu,

n’enoonya mu bitundu eby’omunda ennyo.

2820:28 Nge 29:14Okwagala n’obwesigwa bikuuma kabaka mu butebenkevu,

era obufuzi bwe bunywezebwa na kwagala.

2920:29 Nge 16:31Amaanyi kye kitiibwa ky’abavubuka,

envi kye kitiibwa ky’abakadde.

3020:30 Nge 22:15Emiggo n’ebiwundu biggyawo ebibi,

n’embooko zitereeza ebifo eby’omunda ennyo.

Het Boek

Spreuken 20:1-30

1Wijn maakt een mens overmoedig en sterke drank zorgt voor veel opwinding, het is niet verstandig te veel te drinken.

2De woede van een koning jaagt de mensen evenveel schrik aan als het gebrul van een jonge leeuw. Wie met hem de strijd aanbindt, speelt met zijn leven.

3Het is een eer voor een man als hij ruzies vermijdt, alleen een dwaas mengt zich in geschillen.

4Vanwege de naderende winter laat de luiaard het ploegen na, om er in de oogsttijd achter te komen dat er voor hem niets te oogsten valt.

5Het hart van een verstandig man is een onuitputtelijk reservoir van wijsheid. Wie verstandig is, tracht van hem te leren.

6De meerderheid van de mensen gaat prat op eigen goedheid, maar is er nog wel een trouw mens te vinden?

7Het leven van een rechtvaardige ademt zijn oprechtheid, zijn kinderen zijn gelukkig te prijzen.

8Een koning die vanaf zijn troon rechtspreekt, haalt met één oogopslag recht en onrecht uit elkaar.

9Is er iemand die kan zeggen: ‘Ik heb mijn hart gereinigd en ben gezuiverd van mijn zonde’?

10De Here heeft een afkeer van veel dingen, maar van deze twee zeker: ongelijke gewichten en ongelijke inhoudsmaten.

11Een jongen geeft zich, in zijn kinderlijkheid, gemakkelijk bloot en toont zo wat hij in zich heeft, of zijn daden oprecht en eerlijk zullen zijn.

12De Here heeft veel dingen gemaakt, ogen om mee te zien en oren om mee te horen.

13Wees niet lui en slaperig, anders wacht u de armoede. Als u uw ogen openhoudt, zult u genoeg hebben om in uw lichamelijke behoeften te voorzien.

14‘Dat lijkt me niets, het is niets waard,’ zal de koper roepen, maar wanneer de koop gesloten is, wrijft hij zich tevreden in de handen.

15Goud en robijnen zijn er in overvloed, maar wijze en goede woorden zijn een schaars en kostbaar goed.

16Heeft iemand zich garant gesteld voor een onbekende, neem dan zijn mantel als onderpand.

17Onrechtmatig verkregen goed smaakt aanvankelijk zoet, maar verandert ten slotte in een mondvol scherpe stenen.

18Goede adviezen brengen gedachten tot uitvoer. Bind de strijd pas aan na overleg.

19Een roddelaar maakt zaken bekend die verborgen moesten blijven, bemoei u daarom niet met mensen die u uitspraken ontlokken.

20Wie zijn ouders vervloekt, zal alles verliezen en achterblijven in een inktzwarte duisternis, zonder enig lichtpunt.

21Snel vergaarde rijkdom verliest ten slotte zijn waarde.

22Zeg niet dat u het onrecht zult wreken, wacht liever op de Here, want Hij zal u bijstaan.

23De Here verafschuwt ongelijke gewichten en een weegschaal waarmee geknoeid is, is een zonde.

24De Here bepaalt het leven van de mens, dus hoe zou de mens zijn levensweg kunnen begrijpen?

25Mensen maken gemakkelijk de fout God iets te beloven, om daarna pas te beseffen wat zij hebben gezegd.

26Een verstandige koning ontdoet zich van goddelozen en straft hen zwaar.

27De Here heeft de mens het vermogen gegeven zelf een licht te werpen op zijn diepste gedachten en beweegredenen.

28Goedheid en liefde voor de waarheid zijn van levensbelang voor de koning, op die goedheid steunt zijn troon.

29Het sieraad van de jeugd is kracht, dat van de ouderen het grijze haar.

30Alleen zware straffen kunnen een boosdoener zuiveren, alleen slagen die hem diep treffen, kunnen zijn innerlijk veranderen.