1 Crónicas 20 – OL & HTB

O Livro

1 Crónicas 20:1-8

A conquista de Rabá

(2 Sm 11.1; 12.26-31)

1Na primavera do ano seguinte, na altura em que as guerras costumam recomeçar, Joabe levou o exército israelita a vitoriosos ataques contra as cidades e aldeias dos amonitas. Depois de as destruir, pôs cerco a Rabá e conquistou-a. David ficara em Jerusalém. 2Deslocando-se ao local da batalha, tirou a coroa da cabeça do rei de Rabá, que se chamava Milcom, e colocou-a na sua própria cabeça. Era feita toda de ouro, com pedras preciosas incrustadas, e pesava 34 quilos. Levou também da cidade grande despojo. 3Obrigou ainda o povo da cidade a trabalhar com serras, machados e picaretas, como era hábito fazer com todos os povos amonitas. David e todo o seu exército regressaram a Jerusalém.

Guerra contra os filisteus

(2 Sm 21.18-22)

4A guerra seguinte foi contra os filisteus em Gezer. Contudo, um homem de Husate, chamado Sibecai, matou um dos filhos dos refaítas Sipai e os filisteus renderam-se.

5Durante outra guerra contra os filisteus, El-Hanã, filho de Jair, matou Lami, irmão de Golias, o giteu, cuja lança era tão grande como a viga dum tecelão.

6Noutra batalha, em Gate, um gigante com seis dedos em cada mão e em cada pé, filho também dum gigante, 7injuriava a nação de Israel; Jónatas, sobrinho de David, filho de Simeia, irmão de David, matou-o.

8Estes gigantes pertenciam à tribo dos gigantes de Gate e foram mortos por elementos das tropas de David.

Het Boek

1 Kronieken 20:1-8

Militaire successen

1De volgende lente, het jaargetijde waarin koningen gewoonlijk ten strijde trekken, voerde Joab het Israëlitische leger aan bij succesvolle aanvallen op het land van de Ammonieten, dat hij compleet verwoestte. Ook belegerde en vernielde hij de stad Rabba. David was in Jeruzalem achtergebleven. 2Toen hij op het strijdtoneel aankwam, nam hij het beeld van Rabbaʼs oppergod Milkom de kroon van het hoofd. Het was een gouden kroon, met een kostbare edelsteen en hij woog dertig kilo. Deze edelsteen diende voortaan als versiering van Davids eigen kroon. Hij nam bovendien een zeer grote buit uit de stad mee. 3Hij dreef de inwoners de stad uit en zette hen met zagen, houwelen en bijlen aan het werk. Hetzelfde deed hij met de andere Ammonitische steden. Daarna keerden David en zijn leger terug naar Jeruzalem.

4De volgende oorlog was gericht tegen de Filistijnen en werd uitgevochten bij Gezer. Sibbechai, een man uit Husath, doodde de reus Sippai en daarom gaven de Filistijnen zich over. 5Tijdens een andere oorlog met de Filistijnen doodde Elhanan, de zoon van Jaïr, Lachmi, de broer van de reus Goliath, de steel van Lachmiʼs speer was zo dik als de boom van een weefgetouw. 6-7 Gedurende de oorlog bij Gath was er een andere reus die Israël beledigde en uitdaagde. Deze had zes vingers aan elke hand en zes tenen aan elke voet. Zijn vader was overigens ook een reus. Maar Davids neef Jonathan, de zoon van zijn broer Simea, doodde hem. 8Deze reuzen waren nakomelingen van het bekende reuzengeslacht van de Refaïeten uit Gath en werden gedood door David en zijn strijders.