Êxodo 26 – OL & HTB

O Livro

Êxodo 26:1-37

O tabernáculo

(Êx 36.8-38)

1-2Faz a tenda, o tabernáculo, com dez véus de linho fino colorido, com 14 metros de comprimento por 2 de largura. Serão das seguintes cores: azul-violeta, púrpura e vermelho vivo. Neles haverá querubins artisticamente bordados. 3Junta cinco desses véus, lado a lado, de maneira a formarem duas longas peças retangulares. 4Emprega laços azuis para poder juntar estas duas peças lado a lado. 5Terá de haver cinquenta pares de laços azuis para prender as duas extremidades. 6E terá que haver igualmente cinquenta colchetes de ouro para poder atar os laços, de forma a que o tabernáculo, a morada de Deus, fique todo de uma só peça unida.

7A sua cobertura será de mantas de pelo de cabra. Terá de haver onze dessas cobertas, 8cada uma com 15 metros de comprimento por 2 de largura. 9Juntarás cinco delas, sobre uma secção da largura da tenda, e outras para a outra parte da largura, de forma a que a sexta coberta caia, em forma de véu, sobre a frente do tabernáculo. 10Emprega laços nas bainhas de cada uma destas duas grande peças, para poder depois juntá-las com cinquenta colchetes de bronze. 11-14Assim ficará uma só grande coberta. Terão de ficar 50 centímetros desta cobertura caindo para o lado de trás da tenda e outro tanto para cada lado. Por cima desta peça será colocada uma coberta de peles de carneiro, tingida de vermelho, e sobre esta ainda uma outra de peles de couro fino. Assim será a cobertura da tenda.

15Toda a estrutura desta tenda sagrada será de madeira de acácia. 16Cada tábua terá 5 metros de altura por 75 centímetros de largura 17e será colocada ao alto, com uma ranhura numa extremidade, para poder encaixar na tábua seguinte. 18O lado sul da tenda será formado por vinte destas tábuas, 19que ficarão assentes em quarenta bases de prata. Cada tábua terá duas dessas bases. 20Do lado norte também haverá vinte tábuas, 21com as suas quarenta bases de prata, duas bases sob cada tábua. 22Mas do lado ocidental serão apenas seis tábuas. 23Em cada canto serão postas duas tábuas. 24Estas duas tábuas de canto estarão presas entre si por meio de argolas. 25Ao todo haverá oito tábuas nos cantos da construção, com dezasseis bases de prata, duas bases para cada tábua.

26Farás também barras de madeira de acácia que prendam as tábuas e fiquem atravessadas de um lado ao outro, 27cinco traves para cada lado do tabernáculo, assim como mais cinco para a retaguarda, do lado do ocidente. 28A barra do meio, que ficará a meia altura das tábuas, atravessá-las-á de uma ponta à outra. 29As tábuas serão cobertas de ouro. As argolas por onde passarão as traves e que as suportarão serão feitas de ouro. As traves estarão igualmente revestidas de ouro.

30Levantarás esta tenda, o tabernáculo, conforme o modelo que te mostrei no monte.

31Depois farás um véu de azul, púrpura, vermelho, de linho fino retorcido, com querubins artisticamente bordados no tecido. 32Este véu ficará suspenso em quatro colunas de madeira de acácia, cobertas de ouro, por meio de quatro ganchos de ouro. Os pilares assentarão em quatro bases de prata. 33Colocarás o véu nos ganchos e por detrás dele ficará a arca que contém as placas de pedra onde está gravada a Lei de Deus. O véu ficará assim a separar o lugar santo do lugar santíssimo.

34A seguir, instalarás o propiciatório, isto é, a tampa de ouro da arca do testemunho, no lugar santíssimo. 35Põe a mesa do lado de fora do véu, diante dele, o candelabro ao lado da mesa, de forma a que esta fique do lado norte do tabernáculo, em relação ao candelabro que ficará a sul.

36Farás também outro véu para a entrada da tenda sagrada, artisticamente bordado com fino linho retorcido, azul, púrpura e vermelho. 37Suspende este véu em cinco postes revestidos de ouro, por meio de ganchos de ouro, uma base de bronze para cada poste.

Het Boek

Exodus 26:1-37

Instructies voor de bouw van de tabernakel

1‘Maak de tabernakel van tien gekleurde tentdoeken van 12,6 meter lang en 1,8 meter breed. 2Ze moeten worden gemaakt van getwijnd linnen, blauwpurper, roodpurper en scharlaken en er moeten engelfiguren in worden geweven. 3Bevestig vijf doeken aan elkaar voor één zijde van de tent, zodat twee lange zijden ontstaan van elk vijf doeken. 4-5 Maak aan de uiteinden van deze zijden 50 lussen die tegenover elkaar komen te liggen. 6Maak dan 50 gouden haken om de lussen bijeen te halen, zodat de tabernakel één geheel wordt.

7-8 Het dak van de tabernakel moet bestaan uit elf tentdoeken van geitehaar, 13,5 meter lang en 1,8 meter breed. 9Bevestig vijf van deze doeken aan elkaar en doe hetzelfde met de zes andere, zodat het twee lange zijden worden. Het zesde doek hangt aan de voorkant van de tabernakel als een gordijn voor de ingang. 10-11 Maak 50 lussen langs de zijden van deze twee delen en bevestig deze aan elkaar met 50 koperen haken. Zo zullen de twee stukken één geheel vormen. 12-13 Het dak overlapt de zijkanten van de tabernakel dan overal met 45 cm. 14Over de tent komt dan nog een dekkleed van roodgeverfde ramsvellen en daar overheen komt een dekkleed van dassenvellen.

15-16 Het houten geraamte van de tent moet van acaciahout worden gemaakt. De panelen van het geraamte moeten 4,5 meter hoog en 68 cm breed zijn en rechtop staan. 17In de smalle zijden moeten pinnen komen, zodat ze stevig tegen elkaar aan komen te staan. 18-19 Twintig van deze panelen vormen de zuidkant van de tent. Onder die twintig panelen moeten veertig zilveren voetstukken komen, waar de rest van het geraamte in past, twee voetstukken onder elk paneel. 20De noordkant van de tent moet ook uit twintig panelen bestaan, 21met veertig zilveren voetstukken er onder, voor elk paneel twee. 22Voor de westkant van de tent moeten zes panelen worden gebruikt 23en voor elke hoek van de tent twee panelen. 24Van boven en beneden moeten deze panelen worden vastgemaakt met een ring. 25In totaal zullen er dus acht panelen zijn met zestien zilveren voetstukken, onder elk paneel twee.

26-27 Ook de dwarsbalken moeten van acaciahout worden gemaakt. Gebruik er vijf voor elke kant van de tabernakel. 28De middelste dwarsbalk loopt door het hart van de panelen van het ene naar het andere eind van de tabernakel. 29Overtrek de panelen en dwarsbalken met goud en maak gouden ringen als houders voor de dwarsbalken. 30Zet deze tabernakeltent op zoals Ik het u op de berg heb laten zien.

31Maak een gordijn van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getwijnd fijn linnen en weef er engelfiguren in. 32Hang het gordijn aan vier pilaren van acaciahout, overtrokken met goud en met vier gouden haken eraan. De pilaren moeten op zilveren voetstukken staan. 33Hang het gordijn aan de haken. Achter dit gordijn moet de ark met de stenen plaquettes met Gods wetten erop komen te staan. Zo zal het gordijn het Heilige en het Heilige der Heiligen scheiden. 34Leg dan het verzoendeksel op de ark van het verbond in het Heilige der Heiligen. 35Zet de tafel aan de andere kant van het gordijn aan de noordkant van de tabernakel. De kandelaar moet u daar tegenover zetten.

36Ook voor de ingang van de tent moet een gordijn worden gemaakt van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getwijnd fijn linnen. 37Hang dit gordijn aan vijf pilaren van acaciahout, overtrokken met goud, waaraan gouden haken zijn bevestigd. De pilaren moeten op koperen voetstukken staan.