Salmos 94 – NVI-PT & HTB

Nova Versão Internacional

Salmos 94:1-23

Salmo 94

1Ó Senhor, Deus vingador;

Deus vingador! Intervém!94.1 Hebraico: Resplandece!

2Levanta-te, Juiz da terra;

retribui aos orgulhosos o que merecem.

3Até quando os ímpios, Senhor,

até quando os ímpios exultarão?

4Eles despejam palavras arrogantes;

todos esses malfeitores enchem-se de vanglória.

5Massacram o teu povo, Senhor,

e oprimem a tua herança;

6matam as viúvas e os estrangeiros,

assassinam os órfãos

7e ainda dizem: “O Senhor não nos vê;

o Deus de Jacó nada percebe”.

8Insensatos, procurem entender!

E vocês, tolos, quando se tornarão sábios?

9Será que quem fez o ouvido não ouve?

Será que quem formou o olho não vê?

10Aquele que disciplina as nações os deixará sem castigo?

Não tem sabedoria aquele que dá ao homem o conhecimento?

11O Senhor conhece os pensamentos do homem,

e sabe como são fúteis.

12Como é feliz o homem a quem disciplinas, Senhor,

aquele a quem ensinas a tua lei;

13tranquilo, enfrentará os dias maus,

enquanto, para os ímpios, uma cova se abrirá.

14O Senhor não desamparará o seu povo;

jamais abandonará a sua herança.

15Voltará a haver justiça nos julgamentos,

e todos os retos de coração a seguirão.

16Quem se levantará a meu favor contra os ímpios?

Quem ficará a meu lado contra os malfeitores?

17Não fosse a ajuda do Senhor,

eu já estaria habitando no silêncio.

18Quando eu disse: Os meus pés escorregaram,

o teu amor leal, Senhor, me amparou!

19Quando a ansiedade já me dominava no íntimo,

o teu consolo trouxe alívio à minha alma.

20Poderá um trono corrupto estar em aliança contigo?,

um trono que faz injustiças em nome da lei?

21Eles planejam contra a vida dos justos

e condenam os inocentes à morte.

22Mas o Senhor é a minha torre segura;

o meu Deus é a rocha em que encontro refúgio.

23Deus fará cair sobre eles os seus crimes,

e os destruirá por causa dos seus pecados;

o Senhor, o nosso Deus, os destruirá!

Het Boek

Psalmen 94:1-23

1Here, U bent de enige

die het recht heeft wraak te nemen.

Kom met uw licht naar ons toe.

2U bent de grote rechter van deze aarde.

Sta op en spreek uw oordeel uit

over alle hoogmoedige mensen.

3Hoelang mogen de ongelovigen

nog blij zijn dat zij het wel alleen kunnen, Here?

4Zij spreken smalend en hooghartig,

al die zondaars denken

dat zij het hoogste woord kunnen voeren.

5Zij lopen uw volk onder de voet, Here.

Zij onderdrukken uw land.

6Zij plegen moord en doodslag

onder de vreemdelingen, de weduwen en wezen.

7Zij denken bij zichzelf:

‘De Here ziet het toch niet,

ach, Jakobs God heeft wel iets anders te doen.’

8Laten alle onverstandigen maar eens opletten.

Dwazen, ga uw hersens maar eens gebruiken!

9Denkt u nu echt dat God, die het oor maakte,

Zelf niet horen kan?

Of dat de Maker van het oog

Zelf niets ziet?

10Hij leert de volken hoe zij moeten leven,

daarom zal Hij hen ook straffen.

Hij geeft de mensen immers alles wat zij nodig hebben?

11De Here weet precies wat in de mensen omgaat:

het is allemaal nutteloos.

12Gelukkig is de man die door U wordt getuchtigd, Here.

Die van U onderricht krijgt in uw wetten.

13Hij zal rust ervaren in moeilijke tijden,

zelfs als zijn vijand een val voor hem opzet.

14De Here laat zijn volk niet in de steek,

Hij blijft naar hen omzien.

15Er zal weer eerlijk recht worden gesproken

en alle oprechte mensen zullen zich daarbij aansluiten.

16Wie verdedigt mij tegen deze slechte mensen?

Wie komt voor mij op tegen deze zondaars?

17Als de Here mij niet had geholpen,

had niemand meer iets van mij gehoord.

18Juist toen ik dacht dat ik het niet meer aankon,

ervoer ik de kracht van uw goedheid en liefde, Here.

19Terwijl allerlei gedachten in mij omgingen,

waren het juist uw troostwoorden die mij opbeurden.

20Zou U iets te maken hebben met de plaats waar de zonde zetelt?

Waar men zogenaamd uit eerlijkheid het grootste onheil aanricht?

21Dat soort mensen loert op het leven van de oprechte mensen,

zij veroordelen onschuldigen.

22Maar ik vond mijn toevlucht bij de Here,

Hij was mij tot een burcht.

Mijn God is mijn rots.

23Hij heeft hun het kwaad vergolden.

Hij vernietigde hen in hun zonde.

Hij is de Here, onze God.