Amós 7 – NVI-PT & HTB

Nova Versão Internacional

Amós 7:1-17

As Três Visões de Amós

1Foi isto que o Senhor, o Soberano, me mostrou: ele estava preparando enxames de gafanhotos depois da colheita do rei, justo quando brotava a segunda safra. 2Depois que eles devoraram todas as plantas dos campos, eu clamei: “Senhor Soberano, perdoa! Como Jacó poderá sobreviver? Ele é tão pequeno!”

3Então o Senhor arrependeu-se e declarou: “Isso não acontecerá”.

4O Soberano, o Senhor, mostrou-me também que, para o julgamento, estava chamando o fogo, o qual secou o grande abismo e devorou a terra. 5Então eu clamei: “Soberano Senhor, eu te imploro que pares! Como Jacó poderá sobreviver? Ele é tão pequeno!”

6Então o Senhor arrependeu-se e declarou: “Isso também não acontecerá”.

7Ele me mostrou ainda isto: o Senhor, com um prumo na mão, estava junto a um muro construído no rigor do prumo. 8E o Senhor me perguntou: “O que você está vendo, Amós?”

“Um prumo”, respondi.

Então disse o Senhor: “Veja! Estou pondo um prumo no meio de Israel, o meu povo; não vou poupá-lo mais.

9“Os altares idólatras de Isaque serão destruídos,

e os santuários de Israel ficarão em ruínas;

com a espada me levantarei contra a dinastia de Jeroboão”.

O Confronto entre Amós e Amazias

10Então o sacerdote de Betel, Amazias, enviou esta mensagem a Jeroboão, rei de Israel: “Amós está tramando uma conspiração contra ti no centro de Israel. A nação não suportará as suas palavras. 11Amós está dizendo o seguinte:

“ ‘Jeroboão morrerá à espada,

e certamente Israel irá para o exílio,

para longe da sua terra natal’ ”.

12Depois Amazias disse a Amós: “Vá embora, vidente! Vá profetizar em Judá; vá ganhar lá o seu pão. 13Não profetize mais em Betel, porque este é o santuário do rei e o templo do reino”.

14Amós respondeu a Amazias: “Eu não sou profeta nem pertenço a nenhum grupo de profetas7.14 Hebraico: nem filho de profeta., apenas cuido do gado e faço colheita de figos silvestres. 15Mas o Senhor me tirou do serviço junto ao rebanho e me disse: ‘Vá, profetize a Israel, o meu povo’. 16Agora ouça, então, a palavra do Senhor. Você diz:

“ ‘Não profetize contra Israel,

e pare de pregar contra a descendência de Isaque’.

17“Mas o Senhor lhe diz:

“ ‘Sua mulher se tornará uma prostituta na cidade,

e os seus filhos e as suas filhas morrerão à espada.

Suas terras serão loteadas,

e você mesmo morrerá numa terra pagã7.17 Hebraico: impura..

E Israel certamente irá para o exílio,

para longe da sua terra natal’ ”.

Het Boek

Amos 7:1-17

Het visioen van het paslood

1Het volgende liet de Oppermachtige Here mij in een visioen zien: Hij was bezig een enorme zwerm sprinkhanen te vormen die na de eerste oogst, die als belasting naar de koning ging, alle weer opkomende gewassen moest verwoesten. 2Zij vraten elk sprietje op. Toen zei ik: ‘Here God, vergeef uw volk toch alstublieft! Stuur deze plaag niet! Als U zich tegen Israël keert, blijft niemand meer op de been. Israël is maar zo klein!’ 3De Here zag er inderdaad vanaf en liet het visioen geen werkelijkheid worden. ‘Het zal niet gebeuren,’ zei Hij tegen mij.

4Toen liet de Oppermachtige Here mij een groot vuur zien dat Hij had gereedgemaakt om hen te straffen, dit vuur had alle wateren laten opdrogen en was nu bezig het hele land te vernietigen. 5Ik zei toen: ‘Och, Oppermachtige Here, doe dit toch alstublieft niet. Wie kan standhouden als U zich tegen hen keert? Israël is maar zoʼn klein volk!’ 6Toen liet de Here ook dit plan varen en zei: ‘Ook dit zal niet gebeuren.’

7Daarna toonde Hij mij het volgende: de Here stond bij een muur die met behulp van een paslood was gebouwd en controleerde het bouwsel met het paslood om te zien of hij wel recht was. 8De Here zei tegen mij: ‘Amos, wat ziet u?’ Ik antwoordde: ‘Een paslood.’ Hij antwoordde: ‘Ik zal mijn volk Israël controleren met een paslood. Ik zal de straf niet langer uitstellen. 9De afgodenaltaren en tempels van Israël zullen verwoest worden en het koningshuis van Jerobeam zal Ik met het zwaard uitroeien.’

10Maar toen de priester Amazia uit Betel de woorden van Amos hoorde, stuurde hij snel de volgende boodschap naar koning Jerobeam: ‘Amos is een landverrader en beraamt een aanslag op uw leven. Dat kunnen we niet toelaten. Het hele land zal in opstand komen. 11Want Amos zegt dat u zult worden gedood en dat het hele volk Israël als balling en slaaf naar een ver land zal worden weggevoerd.’ 12Vervolgens ging Amazia naar Amos en zei: ‘Maak dat je hier wegkomt, profeet! Vlucht maar naar Juda en ga daar maar profeteren! 13Val ons hier niet lastig met je visioenen, in elk geval niet hier in de hoofdstad, waar het heiligdom van de koning staat!’ 14Maar Amos antwoordde: ‘Ik ben niet echt een van de profeten. Ik kom ook niet uit een profetenfamilie. Ik ben gewoon een herder en fruitplukker. 15Maar de Here haalde mij weg uit het herdersbestaan en zei: “U moet gaan profeteren voor mijn volk Israël.” 16Luister daarom nu naar deze boodschap van de Here aan u. U zegt: “Profeteer niet tegen Israël.” 17Het antwoord van de Here daarop is: “Vanwege uw overspel zal uw vrouw een prostituee worden in deze stad, zullen uw zonen en dochters worden gedood en zal uw land worden verdeeld. U zult zelf in een heidens land op onreine bodem sterven en de inwoners van Israël zullen zonder enige twijfel slaven in ballingschap worden, ver van hun vaderland.” ’