2 Samuel 8 – NVI-PT & HTB

Nova Versão Internacional

2 Samuel 8:1-18

As Vitórias Militares de Davi

1Depois disso Davi derrotou os filisteus, subjugou-os, e tirou do controle deles Metegue-Amá.

2Davi derrotou também os moabitas. Ele os fez deitar-se no chão e mandou que os medissem com uma corda; os moabitas que ficavam dentro das duas primeiras medidas da corda eram mortos, mas os que ficavam dentro da terceira eram poupados. Assim, os moabitas ficaram sujeitos a Davi, pagando-lhe impostos.

3Além disso, Davi derrotou Hadadezer, filho de Reobe, rei de Zobá, quando Hadadezer tentava recuperar o controle na região do rio Eufrates. 4Davi se apossou de mil dos seus carros de guerra, sete mil8.4 Conforme a Septuaginta. O Texto Massorético diz capturou mil e setecentos. Veja 1Cr 18.4. cavaleiros8.4 Ou condutores de carros e vinte mil soldados de infantaria. Ainda levou cem cavalos de carros de guerra e aleijou todos os outros.

5Quando os arameus de Damasco vieram ajudar Hadadezer, rei de Zobá, Davi matou vinte e dois mil deles. 6Em seguida estabeleceu guarnições militares no reino dos arameus de Damasco, sujeitando-os a lhe pagarem impostos. E o Senhor dava vitórias a Davi em todos os lugares aonde ia.

7Davi também levou para Jerusalém os escudos de ouro usados pelos oficiais de Hadadezer. 8De Tebá8.8 Muitos manuscritos dizem Betá. Veja 1Cr 18.8. e Berotai, cidades que pertenciam a Hadadezer, o rei Davi levou grande quantidade de bronze.

9Quando Toú, rei de Hamate, soube que Davi tinha derrotado todo o exército de Hadadezer, 10enviou seu filho Jorão8.10 Variante de Adorão. ao rei Davi para saudá-lo e parabenizá-lo por sua vitória na batalha contra Hadadezer, que tinha estado em guerra contra Toú. E, com Jorão, mandou todo tipo de utensílios de prata, de ouro e de bronze. 11O rei Davi consagrou esses utensílios ao Senhor, como fizera com a prata e com o ouro tomados de todas as nações que havia subjugado: 12Edom8.12 Muitos manuscritos dizem Arã. Veja 1Cr 18.11. e Moabe, os amonitas e os filisteus, e Amaleque. Também consagrou os bens tomados de Hadadezer, filho de Reobe, rei de Zobá.

13Davi ficou ainda mais famoso ao retornar da batalha em que matou dezoito mil edomitas8.13 Muitos manuscritos dizem arameus. Veja 1Cr 18.12. no vale do Sal.

14Ele estabeleceu guarnições militares por todo o território de Edom, sujeitando todos os edomitas. O Senhor dava vitórias a Davi em todos os lugares aonde ia.

Os Oficiais de Davi

15Davi reinou sobre todo o Israel, administrando o direito e a justiça a todo o seu povo. 16Joabe, filho de Zeruia, era comandante do exército; Josafá, filho de Ailude, era o arquivista real; 17Zadoque, filho de Aitube, e Aimeleque, filho de Abiatar, eram sacerdotes; Seraías era secretário; 18Benaia, filho de Joiada, comandava os queretitas e os peletitas; e os filhos de Davi eram sacerdotes.

Het Boek

2 Samuël 8:1-18

David: een beroemd man

1David versloeg korte tijd later de Filistijnen, onderwierp hen en nam het bestuur over hun hoofdstad over. 2Tevens nam hij het land van Moab in bezit. Hij verdeelde zijn slachtoffers en liet hen twee aan twee in rijen op de grond liggen. Tweederde van elke rij, met een meetlint gemeten, doodde hij en eenderde werd gespaard om zijn dienaren te worden, elk jaar betaalden zij hem belasting.

3Hij versloeg ook de troepen van koning Hadadezer van Zoba, een zoon van Rechob, in een veldslag bij de Eufraat. Hij deed dit omdat Hadadezer trachtte zijn invloed langs de Eufraat te herstellen. 4David nam daarbij zeventienhonderd ruiters en twintigduizend man voetvolk gevangen. Slechts honderd tuigpaarden hield hij, bij alle andere liet hij de pezen doorsnijden. 5De Syriërs kwamen uit Damascus Hadadezer te hulp. Ook van hen sneuvelden tweeëntwintigduizend man. 6David stationeerde enkele legergarnizoenen in Damascus waardoor de Syriërs werden onderworpen. Ook zij betaalden elk jaar belasting aan David. Zo gaf de Here hem overal waar hij ging, overwinningen. 7De gouden schilden van koning Hadadezers officieren bracht David naar Jeruzalem. 8Tevens voerde hij een grote buit aan koper, afkomstig uit Hadadezers steden Betach en Berothai, naar Jeruzalem. 9Toen koning Toï van Hamath hoorde over Davids overwinning op het leger van Hadadezer, 10stuurde hij zijn zoon Joram naar David om hem te begroeten en geluk te wensen met zijn overwinning op Hadadezer, want Hadadezer en Toï waren vijanden. Joram bracht daarbij geschenken van zilver, goud en koper voor David mee. 11-12 David wijdde dit alles aan de Here, samen met het zilver en het goud dat hij had buitgemaakt op Syrië, Moab, Ammon, de Filistijnen, Amalek en koning Hadadezer.

13Na zijn terugkeer van een overwinning op achttienduizend Edomieten in het Zoutdal, werd David een beroemd man. 14In heel Edom plaatste hij garnizoenen die ervoor zorgden dat het hele volk belasting betaalde, weer een voorbeeld van de manier waarop de Here hem overal overwinnaar maakte.

15David regeerde Israël op een rechtvaardige manier en was tegenover iedereen eerlijk. 16De bevelhebber van zijn leger was Joab, de zoon van Zeruja, en zijn kanselier was Josafat, de zoon van Ahilud. 17Zadok, de zoon van Ahitub, en Achimélech, de zoon van Abjathar, waren de hogepriesters en Sereja was de secretaris van de koning. 18Benaja, de zoon van Jojada, stond aan het hoofd van Davids lijfwacht en Davids zonen waren zijn adviseurs.