1 Chronicles 1 – NIRV & HTB

New International Reader’s Version

1 Chronicles 1:1-54

A List of Names From Adam to Abraham

A List of Names From Adam to the Sons of Noah

1Adam, Seth, Enosh,

2Kenan, Mahalalel, Jared,

3Enoch, Methuselah, Lamech,

Noah.

4The sons of Noah were Shem, Ham and Japheth.

The Sons of Japheth

5The sons of Japheth were

Gomer, Magog, Madai, Javan, Tubal, Meshek and Tiras.

6The sons of Gomer were

Ashkenaz, Riphath and Togarmah.

7The sons of Javan were

Elishah, Tarshish, the Kittites and the Rodanites.

The Sons of Ham

8The sons of Ham were

Cush, Egypt, Put and Canaan.

9The sons of Cush were

Seba, Havilah, Sabta, Raamah and Sabteka.

The sons of Raamah were

Sheba and Dedan.

10Cush was the father of

Nimrod. Nimrod became a mighty hero on the earth.

11Egypt was the father of

the Ludites, Anamites, Lehabites and Naphtuhites. 12He was also the father of the Pathrusites, Kasluhites and Caphtorites. The Philistines came from the family line of the Kasluhites.

13Canaan was the father of Sidon. Sidon was his oldest son.

Canaan was also the father of the Hittites, 14Jebusites, Amorites and Girgashites. 15And he was the father of the Hivites, Arkites, Sinites, 16Arvadites, Zemarites and Hamathites.

The Sons of Shem

17The sons of Shem were

Elam, Ashur, Arphaxad, Lud and Aram.

The sons of Aram were

Uz, Hul, Gether and Meshek.

18Arphaxad was the father of Shelah.

Shelah was the father of Eber.

19Eber was the father of two sons.

One was named Peleg. That’s because the earth was divided up in his time. His brother was named Joktan.

20Joktan was the father of

Almodad, Sheleph, Hazarmaveth and Jerah. 21He was also the father of Hadoram, Uzal, Diklah, 22Obal, Abimael, Sheba, 23Ophir, Havilah and Jobab. All of them were sons of Joktan.

24Shem, Arphaxad, Shelah,

25Eber, Peleg, Reu,

26Serug, Nahor, Terah,

27Abram. Abram was also called Abraham.

The Family of Abraham

28The sons of Abraham were Isaac and Ishmael.

The Family Line of Hagar

29Here are the members of the family line of Hagar.

Nebaioth was Ishmael’s oldest son. Then came Kedar, Adbeel, Mibsam, 30Mishma, Dumah, Massa, Hadad, Tema, 31Jetur, Naphish and Kedemah.

All of them were Ishmael’s sons.

The Family Line of Keturah

32Here are the sons born to Abraham’s concubine Keturah.

They were Zimran, Jokshan, Medan, Midian, Ishbak and Shuah.

The sons of Jokshan were

Sheba and Dedan.

33The sons of Midian were

Ephah, Epher, Hanok, Abida and Eldaah.

All of them were from the family line of Keturah.

The Family Line of Sarah

34Abraham was the father of Isaac.

The sons of Isaac were

Esau and Israel.

The Sons of Esau

35The sons of Esau were

Eliphaz, Reuel, Jeush, Jalam and Korah.

36The sons of Eliphaz were

Teman, Omar, Zepho, Gatam and Kenaz.

Timna had Amalek by Eliphaz.

37The sons of Reuel were

Nahath, Zerah, Shammah and Mizzah.

The People of Seir in Edom

38The sons of Seir were

Lotan, Shobal, Zibeon, Anah, Dishon, Ezer and Dishan.

39The sons of Lotan were

Hori and Homam. Timna was Lotan’s sister.

40The sons of Shobal were

Alvan, Manahath, Ebal, Shepho and Onam.

The sons of Zibeon were

Aiah and Anah.

41The son of Anah was

Dishon.

The sons of Dishon were

Hemdan, Eshban, Ithran and Keran.

42The sons of Ezer were

Bilhan, Zaavan and Akan.

The sons of Dishan were

Uz and Aran.

The Rulers of Edom

43Before Israel had a king, there were kings who ruled in Edom.

Bela was the son of Beor. Bela’s city was called Dinhabah.

44When Bela died, Jobab became the next king. Jobab was the son of Zerah from Bozrah.

45When Jobab died, Husham became the next king. Husham was from the land of the people of Teman.

46When Husham died, Hadad became the next king. Hadad was the son of Bedad. Hadad had won the battle over Midian in the country of Moab. Hadad’s city was called Avith.

47When Hadad died, Samlah became the next king. Samlah was from Masrekah.

48When Samlah died, Shaul became the next king. Shaul was from the town of Rehoboth. It was by a river.

49When Shaul died, Baal-Hanan became the next king. Baal-Hanan was the son of Akbor.

50When Baal-Hanan died, Hadad became the next king. Hadad’s city was called Pau. His wife’s name was Mehetabel. She was the daughter of Matred. Matred was the daughter of Me-Zahab. 51Hadad also died.

The chiefs of Edom were

Timna, Alvah, Jetheth, 52Oholibamah, Elah, Pinon, 53Kenaz, Teman, Mibzar, 54Magdiel and Iram.

They were the chiefs of Edom.

Het Boek

1 Kronieken 1:1-54

Historisch overzicht

1Dit zijn de vroegste generaties van de mensheid: Adam, Seth, Enos, 2Kenan, 3Mahalaleël, Jered, Henoch, Metuselach, 4Lamech, Noach, Sem, Cham en Jafet. 5De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesech en Tiras. 6De zonen van Gomer waren Askenaz, Difath en Togarma. 7De zonen van Jawan waren Elisa, Tarsisa, de Kittieten en de Rodanieten. 8De zonen van Cham waren Kus, Misraïm, Put en Kanaän. 9De zonen van Kus waren Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabtecha. De zonen van Rama waren Seba en Dedan. 10Nimrod, die later een beroemde held werd, was ook een zoon van Kus. 11De families die naar de zonen van Misraïm werden genoemd, waren de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, 12de Naftuhieten, de Pathrusieten, de Kashluhieten, de voorvaders van de Filistijnen, en de Kaftorieten. 13Onder Kanaäns zonen bevonden zich ook zijn oudste zoon Sidon 14en Heth. Kanaän was tevens de voorvader van de Jebusieten, de Amorieten, de Girgasieten, 15de Chiwwieten, de Arkieten, 16de Sinieten, de Arwadieten, de Semarieten en de Hamatieten. 17De zonen van Sem waren Elam, Assur, Arfachsad, Lud, Aram, Uz, Hul, Gether en Mesech. 18Arfachsads zoon was Selach en Selachs zoon was Eber. 19Eber had twee zonen: Peleg, die zo heette omdat tijdens zijn leven de aarde werd verdeeld, en zijn broer Joktan. 20De zonen van Joktan waren Almodad, 21Selef, Chasarmawet, Jerah, Hadoram, 22Uzal, Dikla, Ebal, Abimaël, 23Seba, Ofir, Chawila en Jobab. 24De zoon van Sem was Arfachsad, de zoon van Arfachsad was Selach, 25de zoon van Selach was Eber, 26de zoon van Eber was Peleg, de zoon van Peleg was Reü, de zoon van Reü was Serug, de zoon van Serug was Nachor, 27de zoon van Nachor was Terach, de zoon van Terach was Abram, die later Abraham werd genoemd.

28Abrahams zonen waren Isaak en Ismael. 29De zonen van Ismaël waren Nebajot, de oudste, Kedar, 30Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadad, Tema, 31Jetur, Nafis en Kedema. 32Abraham kreeg ook zonen van zijn bijvrouw Ketura. Dat waren achtereenvolgens Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach. Joksans zonen waren Seba en Dedan. 33De zonen van Midjan waren Efa, Efer, Henoch, Abida en Eldaä. Dit waren de nakomelingen die Abrahams bijvrouw Ketura hem gaf.

34Abrahams zoon Isaak had twee zonen: Esau en Israël. 35De zonen van Esau waren Elifaz, Reüel, Jeüs, Jalam en Korach. 36De zonen van Elifaz waren Teman, Omar, Zefi, Gaëtam, Kenaz, Timna en Amalek. 37De zonen van Reüel waren Nahat, Zerach, Samma en Mizza. 38Tot de zonen van Esau behoorden tevens Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Ezer en Disan. Lotans zonen waren: Chori en Homam. 39Lotan had ook nog een zuster, die Timna heette. 40De zonen van Sobal waren Aljan, Manahath, Ebal, Sefi en Onam. Sibons zonen waren Ajja en Ana. 41De zoon van Ana was Dison en deze Dison had de volgende zonen: Hamran, Esban, Jitran en Keran. 42De zonen van Ezer waren Bilhan, Zaäwan en Jaäkan. Disan had twee zonen: Uz en Aran.

43Hier volgen de namen van de koningen van Edom, die regeerden voordat een koning over Israël regeerde: Bela, de zoon van Beor, die in de stad Dinhaba woonde. 44Na de dood van Bela werd Jobab, de zoon van Zerach uit Bosra, de nieuwe koning. 45Toen Jobab stierf, volgde Husam uit de streek van de Temanieten, hem op. 46Na diens dood werd Hadad, de zoon van Bedad, koning. Hij regeerde vanuit de stad Awit. Hij was het die het leger van Midjan in de velden van Moab versloeg. 47Na de dood van Hadad, besteeg Samla uit Masreka de troon. 48Na Samlaʼs overlijden kwam Saul uit de aan de rivier gelegen stad Rechobot aan de macht. 49Toen Saul stierf, stond Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, klaar om hem op te volgen. 50Na de dood van Baäl-Hanan werd Hadad koning en regeerde vanuit de stad Pahi. Zijn vrouw heette Mehetabel, zij was een dochter van Matred en een kleindochter van Me-Zahab. 51-54Na Hadads dood waren de volgende mannen de stamhoofden van Edom: Timna, Alja, Jetet, Oholibama, Ela, Pinon, Kenaz, Teman, Mibzar, Magdiël en Iram.