Números 24 – NVI & HTB

Nueva Versión Internacional

Números 24:1-25

1Pero cuando Balán se dio cuenta de que al Señor le complacía que se bendijera a Israel, no recurrió a la hechicería como otras veces, sino que volvió su rostro hacia el desierto. 2Cuando Balán alzó la vista y vio a Israel acampando por tribus, el Espíritu de Dios vino sobre él; 3entonces pronunció su mensaje:

«Palabras de Balán, hijo de Beor;

palabras del varón clarividente.

4Palabras del que oye las palabras de Dios,

del que contempla la visión del Todopoderoso,

del que cae en trance y tiene visiones.

5»¡Cuán hermosas son tus tiendas, Jacob!

¡Qué bello es tu campamento, Israel!

6»Son como arroyos que se ensanchan,

como jardines a la orilla del río,

como áloes plantados por el Señor,

como cedros junto a las aguas.

7Sus cántaros rebosan de agua;

su semilla goza de agua abundante.

»Su rey es más grande que Agag;

su reinado se engrandece.

8»Dios los sacó de Egipto

con la fuerza de un toro salvaje.

Israel devora a las naciones hostiles

y les parte los huesos;

las atraviesa con sus flechas.

9Se agacha como un león,

se tiende como una leona:

¿quién se atreverá a despertarlo?

»¡Benditos sean los que te bendigan!

¡Malditos sean los que te maldigan!».

10Entonces la ira de Balac se encendió contra Balán, y chasqueando los dedos le dijo:

—Te mandé llamar para que maldijeras a mis enemigos, ¡y estas tres veces no has hecho sino bendecirlos! 11¡Más te vale volver a tu tierra! Prometí que te recompensaría, pero esa recompensa te la ha negado el Señor.

12Balán contestó:

—Dije a los mensajeros que me enviaste: 13“Aun si Balac me diera su palacio lleno de oro y de plata, yo no podría hacer nada bueno ni malo, sino ajustarme al mandamiento del Señor. Lo que el Señor me ordene decir, eso diré”. 14Ahora que vuelvo a mi pueblo, voy a advertirte en cuanto a lo que este pueblo hará con tu pueblo en el futuro.

Cuarto mensaje de Balán

15Entonces Balán pronunció su mensaje:

«Profecía de Balán, hijo de Beor,

palabras del varón clarividente.

16Mensaje del que oye las palabras de Dios

y conoce el pensamiento del Altísimo;

del que contempla la visión del Todopoderoso,

del que cae en trance y tiene visiones:

17»Lo veo, pero no ahora;

lo contemplo, pero no de cerca.

Una estrella saldrá de Jacob;

un cetro surgirá en Israel.

Aplastará las sienes de Moab

y el cráneo de todos los hijos de Set.

18Edom será conquistado;

Seír, su enemigo, será dominado,

mientras que Israel hará proezas.

19De Jacob saldrá un conquistador,

y destruirá a los sobrevivientes de la ciudad».

Quinto mensaje de Balán

20Balán miró a Amalec y pronunció este mensaje:

«Amalec fue el primero entre las naciones,

pero su fin será la destrucción total».

Sexto mensaje de Balán

21Luego miró Balán al quenita y pronunció este mensaje:

«Aunque tienes una morada segura

y tu nido está sobre la roca,

22tú, quenita, serás destruido,

y Asiria te llevará cautivo».

Séptimo mensaje de Balán

23Entonces Balán pronunció este mensaje:

«¡Ay! ¿Quién seguirá con vida

cuando Dios determine hacer esto?

24Vendrán barcos desde las costas de Chipre,

que oprimirán a Asiria y a Éber,

pues ellos también serán destruidos».

25Después de esto Balán se levantó y volvió a su tierra. También Balac se fue por su camino.

Het Boek

Numeri 24:1-25

Bileam profeteert opnieuw

1Bileam begreep nu wel dat de Here van plan was Israël te zegenen en dus liet hij het uit zijn hoofd om gebruik te maken van waarzeggerij zoals hij daarvoor vaak had gedaan. Maar hij keek over de woestijn en liet zijn blik rusten op het kamp van Israël, 2dat zich over de vlakte uitstrekte, verdeeld in stammen. Toen kwam de Geest van God over hem 3-9en hij sprak de volgende profetie uit: ‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man met het geopende oog. Ik heb geluisterd naar het Woord van God, ik heb gezien wat de Almachtige mij toonde. Ik viel voor Hem neer en mijn ogen gingen open. O, de vreugde die Israël wacht, de vreugde in de woningen van Jakob. Zij liggen voor mij als groene valleien, als vruchtbare tuinen aan een rivier, als aloëʼs door de Here Zelf geplant, als ceders die aan het water staan. Zij zullen worden gezegend met een overvloed van water en op vele plaatsen wonen. Hun koning zal machtiger zijn dan Agag, hun koninkrijk zal worden verhoogd. God bracht hen uit Egypte. Israël is sterk als een wilde os en zal vijandige volken verslinden. Hij zal hun botten breken en hen met pijlen doorboren. Israël slaapt als een leeuw en een leeuwin, wie zal zijn rust durven verstoren? Gezegend is ieder die u zegent, Israël, vervloekt zijn zij die u vervloeken.’

10Koning Balak werd nu razend. Hij sloeg zijn handen ineen en schreeuwde: ‘Ik heb u hier geroepen om mijn vijanden te vervloeken, maar in plaats daarvan zegent u ze driemaal! 11Verdwijn! Ga terug naar uw woonplaats! Ik had u rijk willen belonen, maar de Here heeft u het loon niet gegund!’

12Bileam antwoordde de koning: ‘Heb ik uw boodschappers niet gezegd dat, 13zelfs als u mij een paleis vol goud en zilver zou geven, ik de woorden van de Here niet kon overtreden? Dat ik geen woord uit mijzelf kan zeggen? Ik heb gezegd dat ik alleen zou zeggen wat de Here zegt! 14Ja, ik zal nu naar mijn eigen mensen terugkeren. Maar laat ik u eerst vertellen wat de Israëlieten uw volk zullen aandoen!’

15-19En Bileam sprak opnieuw een profetie uit: ‘Bileam, de zoon van Beor, spreekt, de man met het geopende oog. Hij hoort de woorden van God en kent de wetenschap van de Allerhoogste. Hij ziet wat de Almachtige hem heeft getoond, hij viel voor Hem neer en zijn ogen gingen open: ik zie hem, maar niet nu, ik kijk naar hem, maar niet van dichtbij, er stijgt een ster op uit Jakob en een scepter rijst op uit Israël. Deze heerser van Israël zal Moabs grenzen vernielen en de kinderen van Set vernietigen. Israël zal Edom en Seïr veroveren, hij zal zijn vijanden overwinnen. Een zal met kracht opstaan en hij zal heersen vanuit Jakob en vele steden vernietigen.’

20Toen draaide Bileam zich naar de woningen van de Amalekieten en profeteerde: ‘Amalek was de eerste onder de volken, maar uiteindelijk staat hem de vernietiging te wachten!’

21-22 Toen wendde hij zich tot de Kenieten en zei: ‘U hebt stevige woningen, uw huis is op de rotsen gebouwd. Maar de Kenieten zullen worden vernietigd, de koning van Assur zal u uit dit land deporteren!’

23-24 Bileam besloot zijn profetische woorden met: ‘Och, wie zal blijven leven als God dit doet? Maar er zullen schepen van de kust van Cyprus komen en zij zullen Eber en Assur in het nauw brengen. Maar ook zij zullen ten onder gaan.’ 25Na deze woorden keerden Bileam en Balak terug naar hun woonplaatsen.