2 Basessaloniika 1 – LCB & HTB

Luganda Contemporary Bible

2 Basessaloniika 1:1-12

11:1 Bik 16:1; 1Bs 1:1Nze Pawulo ne Sirwano1:1 Sirwano Mu Luyonaani oluusi ayitibwa Siira ne Timoseewo tuwandiikira Ekkanisa ey’Abasessaloniika, abantu ba Katonda Kitaffe ne Mukama waffe Yesu Kristo, 21:2 Bar 1:7ekisa n’emirembe ebiva eri Katonda Kitaffe ne Mukama waffe Yesu Kristo, bibeerenga nammwe.

Okwebaza n’Okusaba

31:3 1Bs 3:12Kitugwanidde okwebazanga Katonda bulijjo ku lwammwe abooluganda, nga bwe kisaana, kubanga okukkiriza kwammwe kweyongedde nnyo okukula, awamu n’okwagalana kwammwe mwekka na mwekka, 41:4 a 2Ko 7:14 b 1Bs 1:3 c 1Bs 2:14ekyo ne kituleetera ffe ffennyini okubeenyumiririzaamu mu kkanisa za Katonda olw’okugumiikiriza kwammwe n’okukkiriza kwammwe wakati mu kuyigganyizibwa kwammwe kwonna awamu n’okubonaabona bye mugumiikiriza. 51:5 Baf 1:28Ako kabonero akalaga nti Katonda mutuukirivu mu kulamula kwe, mmwe mulyoke musaanire obwakabaka bwa Katonda, bwe mubonaabonera, 61:6 Bak 3:25; Kub 6:10ate ng’abo ababanyigiriza alibabonereza nga bwe kibagwanidde. 71:7 1Bs 4:16; Yud 14Era nammwe abanyigirizibwa muliweerwa wamu naffe ekiwummulo, mu kubikkulirwa kwa Mukama waffe Yesu bw’aliva mu ggulu, ne bamalayika be ab’amaanyi, 81:8 a Bag 4:8 b Bar 2:8mu muliro ogwaka, n’abonereza abo abatamanyi Katonda era abajeemera Enjiri ya Mukama waffe Yesu. 91:9 a Baf 3:19; 2Pe 3:7 b 2Bs 2:8Abo baliweebwa ekibonerezo kya kuzikirira emirembe n’emirembe, nga baawukanyiziddwa ne Mukama waffe, n’ekitiibwa ky’amaanyi ge. 101:10 a 1Ko 3:13 b Yk 17:10 c 1Ko 1:6Bw’alijja okugulumizibwa mu batukuvu be ku lunaku luli abo bonna abamukkiriza balyewuunya kubanga mwakkiriza bye twabategeeza ku ye.

111:11 a nny 5 b 1Bs 1:3Kyetuva tubasabira bulijjo, Katonda waffe abasaanyize okuyitibwa kwammwe. Abawe amaanyi mutuukirize ebirungi byonna bye mukola, na buli mulimu ogw’okukkiriza mu maanyi, 121:12 Baf 2:9-11erinnya lya Mukama waffe Yesu liryoke ligulumizibwe mu mmwe, nammwe muweebwe ekitiibwa mu ye, ng’ekisa kya Katonda waffe ne Mukama waffe Yesu Kristo bwe kiri.

Het Boek

2 Thessalonicenzen 1:1-12

Het geloof en de liefde van de Thessalonicenzen

1Van: Paulus, Silvanus en Timotheüs. Aan: de gemeente in de stad Thessalonica, die toebehoort aan God, onze Vader, en aan de Here Jezus Christus.

2Wij wensen u de genade en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus toe. 3Broeders en zusters, wij moeten God altijd voor u danken, omdat daar alle reden toe is. Want uw geloof wordt steeds sterker en de liefde die u voor elkaar hebt, neemt dag aan dag toe. 4Wij vertellen de andere gemeenten van God vol trots hoe geweldig u volhoudt en hoe sterk uw geloof is, ondanks alle vervolgingen en moeilijkheden die u te verduren krijgt.

5Daaruit blijkt dat God rechtvaardig in zijn oordeel is, want u die ter wille van Hem lijdt, zult zeker in zijn Koninkrijk komen. 6Hij zal de mensen straffen voor wat zij u aandoen. Dat is rechtvaardig. 7En het is ook rechtvaardig dat Hij u, die het nu moeilijk hebt, uit de nood zal helpen, net als ons. Dat zal gebeuren wanneer de Here Jezus met zijn sterke engelen uit de hemel komt 8en in een laaiend vuur laat zien wie Hij is. Dan zal Hij allen straffen die niets van God willen weten en hun oren dichthouden voor het goede nieuws van onze Here Jezus. 9Hun straf zal de eeuwige veroordeling zijn. Zij zullen voorgoed van de Here en zijn ontzagwekkende macht gescheiden worden. 10Dat zal gebeuren op de grote dag, waarop Hij komt om geëerd te worden te midden van hen die Hem toebehoren en bewonderd te worden te midden van hen die op Hem vertrouwd hebben. En u zult daarbij zijn, omdat u hebt geloofd wat wij u over Hem hebben verteld.

11Daarom blijven wij voor u bidden dat u het waard zult zijn dat God u geroepen heeft. Wij bidden dat Hij u zijn kracht schenkt zodat u al uw goede voornemens kunt uitvoeren en u alles wat u in geloof onderneemt tot een goed einde kunt brengen. 12Daardoor zal in u onze Here Jezus geëerd en geprezen worden, en u zelf ook, omdat u één met Hem bent. Dit alles is mogelijk door de genade van God en van onze Here Jezus Christus.