느헤미야 11 – KLB & HTB

Korean Living Bible

느헤미야 11:1-36

예루살렘의 새 거주자들

1이제 백성들의 지도자들은 예루살렘에 머물고 백성 가운데 제비를 뽑아 10분의 은 예루살렘에 와서 살게 하며 그 나머지 백성은 각자 자기 성에 머물러 있게 했는데

2백성들은 자진해서 예루살렘에 살겠다고 나서는 사람들을 칭찬하였다.

3-4또 일부 이스라엘 사람들과 제사장, 레 위인, 성전 봉사자들, 그리고 솔로몬을 섬기던 신하들의 자손들은 자기들의 본 성에 정착하였고 유다와 베냐민의 일부 사람들도 예루살렘에서 살았다. 그리고 예루살렘에서 살게 된 유다 각 지방의 지도자들은 다음과 같다: 유다 지파 중에서는 아다야와 마아세야였다. 아다야는 웃시야의 아들이며 스가랴의 손자이고 아마랴의 증손이며 스바댜의 현손이요 마할랄렐의 5대손으로 베레스의 자손이었다.

5그리고 마아세야는 바룩의 아들이며 골 – 호세의 손자이고 하사야의 증손이며 아다야의 현손이요 요야립의 5대손이며 스가랴의 6대손으로 셀라의 자손이었다.

6이들과 함께 예루살렘에 살게 된 베레스의 자손들은 모두 468명으로 다 유능한 인물들이었다.

7-8베냐민 지파 중에서는 살루와 그의 가 까운 친척인 갑배와 살래였다. 살루는 므술람의 아들이며 요엣의 손자이고 브다야의 증손이며 골라야의 현손이요 마아세야의 5대손이며 이디엘의 6대손이고 여사야의 7대손이었다. 이들과 함께 예루살렘에 살게 된 베냐민 사람들은 모두 928명이었다.

9그리고 시그리의 아들 요엘이 그들의 지도자였으며 핫스누아의 아들 유다는 그 다음 지위에 있는 사람이었다.

10제사장 중에서는 요야립의 아들 여다야, 그리고 야긴과

11스라야였다. 스라야는 힐기야의 아들이며 므술람의 손자이고 사독의 증손이며 므라욧의 현손이요 성전 책임자인 아히둡의 5대손이었다.

12그리고 성전 업무를 수행하는 그들의 친척 822명도 예루살렘에서 함께 살았다. 또 여로함의 아들이며 블라야의 손자이고 암시의 증손이며 스가랴의 현손이요 바스훌의 5대손이며 말기야의 6대손인 아다야와

13그의 친척인 족장 242명과 또 아사렐의 아들이며 아흐새의 손자이고 므실레못의 증손이며 임멜의 현손인 아맛새와

14그들의 친척인 용사 128명이었다. 그리고 예루살렘에 사는 이들 제사장의 지도자는 하그돌림의 아들 삽디엘이었다.

15레위 사람 중에서는 핫숩의 아들이며 아스리감의 손자이고 하사뱌의 증손이며 분니의 현손인 스마야,

16성전 바깥 일을 맡은 레위 사람의 두 족장 삽브대와 요사밧,

17미가의 아들이며 삽디의 손자이고 아삽의 증손으로 기도와 감사의 찬송을 인도하는 맛다냐, 그를 돕는 박부갸, 그리고 삼무아의 아들이며 갈랄의 손자이고 여두둔의 증손인 압다였다.

18이들과 함께 예루살렘에 살게 된 레위 사람들은 모두 284명이었다.

19성전 문지기 중에서는 악굽과 달몬과 그들의 친척들이며 이들은 모두 172명이었다.

20그 나머지 백성들과 제사장들과 레위 사람들은 유다의 여러 성에 흩어져 각자 자기 소유지에서 살았고

21성전 봉사자들은 예루살렘의 오벨 언덕에 살았는데 그들의 책임자들은 시하와 기스바였다.

22예루살렘에 사는 레위 사람들의 감독은 성전에서 노래하는 일을 맡은 아삽의 자손 웃시였다. 그는 바니의 아들이며 하사뱌의 손자이고 맛다냐의 증손이요 미가의 현손이었다.

23그리고 그의 성가대원들은 11:23 원문에는 그냥 ‘왕’ 으로 되어 있다.다윗왕이 정한 규정에 따라 매일 자기들의 업무를 수행하였다.

24또 유다 지파의 세라 집안 사람인 므세사벨의 아들 브다히야는 페르시아 황제의 지시를 받아 이스라엘 백성의 모든 행정 업무를 담당하였다.

예루살렘 외의 다른 지역 거주자들

25그리고 많은 사람들이 농장에서 가까운 성과 그 주변 일대의 마을에서 살았다. 유다 지파 사람들이 흩어져 산 곳은 기럇 – 아르바, 디본, 여갑스엘,

26예수아, 몰라다, 벧 – 벨렛,

27하살 – 수알, 브엘세바,

28시글락, 므고나,

29엔 – 림몬, 소라, 야르뭇,

30사노아, 아둘람, 라기스, 아세가, 그리고 이상의 성들과 그 주변 마을이었다. 이와 같이 유다 사람들은 남쪽 브엘세바에서부터 북쪽 힌놈 골짜기에 이르는 지역에서 살았다.

31그리고 베냐민 지파 사람들이 흩어져 산 곳은 게바, 믹마스, 아야, 벧엘과 그 주변 일대의 마을,

32아나돗, 놉, 아나냐,

33하솔, 라마, 깃다임,

34하딧, 스보임, 느발랏,

35로드, 오노, 그리고 기능공들의 골짜기였으며

36유다 지파의 땅에 살던 일부 레위 사람들은 베냐민 지파 사람들의 땅에 정착하였다.

Het Boek

Nehemia 11:1-36

Bewoners van Jeruzalem

1De leiders van het volk hadden zich al op een vroeger tijdstip in Jeruzalem gevestigd. Via een loting werd nu een tiende deel van het volk uit de andere steden en dorpen van Juda en Benjamin aangewezen om er óók te gaan wonen. 2Daarnaast verhuisden enkele families vrijwillig naar Jeruzalem en werden hierom hoog geprezen.

3Hier volgt een lijst met de namen van de familiehoofden uit de provincie die naar Jeruzalem kwamen. De meeste priesters, Levieten, tempelknechten en nakomelingen van Salomoʼs dienaren bleven echter gewoon in de verschillende steden van Juda wonen.

4-6De leiders van de stam Juda waren Athaja, de zoon van Uzzia, de zoon van Zacharia, de zoon van Amarja, de zoon van Sefatja, de zoon van Mahalaleël, een nakomeling van Peres; Maäseja, de zoon van Baruch, de zoon van Kolhozé, de zoon van Hazaja, de zoon van Adaja, de zoon van Jojarib, de zoon van Zacharia, de zoon van Siloni. Er woonden in totaal vierhonderdachtenzestig dappere nakomelingen van Peres in Jeruzalem.

7-9De leiders van de stam Benjamin waren Sallu, de zoon van Mesullam, de zoon van Joëd, de zoon van Pedaja, de zoon van Kolaja, de zoon van Maäseja, de zoon van Ithiël, de zoon van Jesaja, de negenhonderdachtentwintig nakomelingen van Gabbai en Sallai. Hun leider heette Joël, de zoon van Zichri. Hij werd bijgestaan door Juda, de zoon van Hassenua.

10-14De leiders van de priesters waren Jedaja, de zoon van Jojarib; Jachin; Seraja, de zoon van Hilkia, de zoon van Mesullam, de zoon van Zadok, de zoon van Merajoth, de zoon van de hogepriester Ahitub. Deze drie mannen gaven leiding aan in totaal achthonderdtweeëntwintig priesters die dienst deden in de tempel. Er waren nog eens tweehonderdtweeënveertig priesters die onder leiding stonden van Adaja, de zoon van Jeroham, de zoon van Pelalja, de zoon van Amzi, de zoon van Zacharia, de zoon van Pashur, de zoon van Malkia. Een groep van honderdachtentwintig dappere mannen stond onder leiding van Amassai, de zoon van Azareël, de zoon van Ahzai, de zoon van Mesillemoth, de zoon van Immer. Hij werd bijgestaan door Zabdiël, de zoon van Gedolim.

15-16 De Levitische leiders waren Semaja, de zoon van Hassub, de zoon van Azrikam, de zoon van Hasabja, de zoon van Bunni; Sabbethai en Jozabad, die de leiding hadden over de de werkzaamheden die buiten de tempel plaatsvonden; 17Mattanja, de zoon van Micha, de zoon van Zabdi, de zoon van Asaf, was de voorzanger die de lofprijzing bij het gebed inzette; Bakbukja en Abda, de zoon van Sammua, de zoon van Galal, de zoon van Jeduthun, stonden hem daarbij terzijde. 18Er woonden in totaal tweehonderdvierentachtig Levieten in Jeruzalem. 19Verder waren er honderdtweeënzeventig poortwachters. Zij stonden onder leiding van Akkub, Talmon en hun familieleden. 20De andere priesters, Levieten en het gewone volk woonden daar waar het land lag, dat aan de familie behoorde. 21Maar alle tempelknechten woonden op de heuvel Ofel in Jeruzalem, hun leiders heetten Ziha en Gispa. 22De man die toezicht hield op de Levieten in Jeruzalem en op degenen die dienst deden in de tempel, heette Uzzi en was een zoon van Bani, de zoon van Hasabja, de zoon van Mattanja, de zoon van Micha. Hij was een nakomeling van Asaf. Asafs nakomelingen werden tempelzangers. 23Er was een koninklijk besluit waarin de diensten van de zangers van dag tot dag geregeld werden. 24Pethahja, de zoon van Mesezabeël, een nakomeling van Zerach, een zoon van Juda, adviseerde de koning bij alle kwesties die betrekking hadden op het algemeen bestuur.

25-30Dit zijn de namen van enkele dorpen waar mensen van Juda woonden: Kirjat-Arba, Dibon, Jekabzeël en hun omringende dorpen, Jesua, Molada, Bet-Pelet, Hazar-Sual, Berseba en zijn omringende dorpen, Ziklag, Mechona en zijn dorpen, En-Rimmon, Zora, Jarmuth, Zanóah, Adullam en hun omringende dorpen. Men woonde dus verspreid over het hele gebied tussen Berseba en het dal Hinnom.

31-35De mensen van de stam Benjamin woonden in Gibea, Michmas, Ajja, Betel en de omringende dorpen, Anathoth, Nob, Ananja, Hazor, Rama, Gitta im, Hadid, Seboïm, Neballat, Lod en Ono, het dal van de handwerkslieden. 36Enkele afdelingen van Levieten die in Juda woonden, verhuisden naar het gebied van de stam Benjamin.