詩篇 38 – JCB & HTB

Japanese Contemporary Bible

詩篇 38:1-22

38

1ああ主よ、お怒りのままに私を罰しないでください。

2あなたの矢は深く突き刺さり、

私は容赦なく打たれて、圧倒されました。

3-4御怒りにふれて病気となり、

罪のために健康を害したのです。

罪は洪水のように頭上を越えました。

もう、自分では負いきれない重荷です。

5-6傷口はただれ、うみがあふれています。

罪の重さに、身をかがめて苦しみもだえています。

昼も夜も苦痛に満ち、

7腰は焼けつくように痛く、

全身が病み疲れているのです。

8私は精根尽き果て、絶望してうめくのみです。

9主よ。

私がどれほど健康な体に戻りたいと思っているか、

あなたはご存じです。

私のため息は一つ残らずお耳に達したはずです。

10動悸は激しく、体力は消耗し、

目も見えなくなりつつあります。

11愛する者や友人たちは、

私の病気を怖がって近寄ってくれず、

家族の者さえ遠巻きにしています。

12敵は、このいのちをつけねらい、

目覚めている間中、策略を練っているのです。

13-14しかし私は、

彼らが脅す声を聞かないようにしています。

口がきけない人のように、黙りこんでいます。

15主に望みを託しているからです。

ああ主よ、早く来て、私を守ってください。

16それ見ろと言わんばかりに、失意の私を眺める

あの高慢な者どもにとどめを刺してください。

17いつまで私は危険な崖っぷちに

立っていなければならないのでしょう。

悲しみの原因である罪が、

四六時中、私を見すえています。

18私は罪を告白します。

どうか、今までの行いを赦してください。

19しかし、敵は私を憎み、激しく苦しめます。

私には少しも身に覚えがありませんのに。

20あの者どもは悪をもって善に報い、

正義を掲げる私を憎むのです。

21ああ主よ、私を置き去りにしないでください。

22私を救ってくださる主よ、

急いで来てお助けください。

Het Boek

Psalmen 38:1-23

1Een psalm van David, ter overdenking.

2Och, Here, straf mij niet

in het vuur van uw toorn!

3Uw pijlen hebben mij geraakt

en uw hand drukt op mij.

4Door uw toorn ben ik ziek geworden,

door mijn zonde heb ik mijn gezondheid verloren.

5Mijn zonden zijn mij te veel geworden,

zij vormen een grote last in mijn leven.

6Door mijn eigen dwaasheid

zijn mijn wonden ontstoken, er komt pus uit.

7Ik ben een gebroken mens

en ga gebukt onder mijn lasten.

Ik draag alleen nog zwarte kleding.

8Mijn bekken is ontstoken,

ik ben van top tot teen ziek.

9Ook ben ik helemaal uitgeput en gebroken,

mijn hart gaat als een wildeman tekeer,

ik schreeuw het uit!

10Here, de verlangens van mijn hart

zijn voor U als een open boek,

U hoort elke zucht die ik slaak.

11Mijn hart bonkt

en ik voel mij krachteloos,

zelfs mijn ogen begeven het.

12Vrienden en bekenden bemoeien zich niet met mij

nu ik in de zorgen zit.

Zelfs mijn familie wil mij niet meer zien.

13Er worden vallen voor mij gezet

door de mensen die mij liever dood dan levend zien.

Zij die mij in het ongeluk willen storten,

spreken kwaad van mij en liegen voortdurend.

14Het lijkt wel of ik doof ben,

ik hoor niets.

Ik kan niet meer spreken,

ik krijg mijn mond niet open.

15Ik ben inderdaad doof

en krijg geen verweer over mijn lippen.

16Ik verwacht alles van U, Here!

U zult mij zeker antwoorden, Here, mijn God.

17Ik dacht bij mijzelf:

als zij maar geen leedvermaak over mij hebben,

mij niet uitlachen als ik eens struikel.

18Het lijkt er inderdaad op dat ik zal struikelen,

voortdurend denk ik aan al mijn ellende.

19Ik beken alles wat ik fout heb gedaan,

ik verga van verdriet over al mijn zonden.

20Mijn tegenstanders leven gewoon door,

zij hebben alle macht.

Ontelbaar zijn de mensen die mij haten

en ontrouw tegenover mij zijn.

21Zij vergelden mij goed met kwaad

en bestrijden mij omdat ik het goede wil doen.

22Laat mij niet in de steek, Here!

Och, mijn God, blijf niet zo ver van mij vandaan!

23Kom snel naar mij toe en help mij.

Here, U bent mijn verlosser.