詩篇 22 – JCB & HTB

Japanese Contemporary Bible

詩篇 22:1-31

22

1神よ、私の神よ。

どうして、私をお見捨てになったのですか。

どうして、助けるどころか、

うめきさえ聞いてくださらないのですか。

2私は昼となく夜となく泣いては、

助けを叫び求めていますのに、

あなたは答えてくださいません。

3-4しかし、あなたはきよいお方です。

私たちの先祖の賛美が、

御座を取り囲んでいました。

あなたに信頼していた彼らを、

あなたは助け出してくださいました。

5彼らの叫びを聞いて、救い出してくださいました。

助けを求める人々を、ただの一度も

失望に終わらせなかったのです。

6しかし、私は虫けら同然で人間ではありません。

同国人ばかりか、すべての人々から

さげすまれています。

7私を見ると、だれもがあざけり、

冷笑し、肩をすくめます。

8彼らは、こう言って笑います。

「これが、主に重荷を肩代わりしてもらった

という男なのか。

主のお気に入りだとうぬぼれていたやつか。

主に助け出されるところを

見せてもらおうではないか。

そうしたら信じてやってもいい。」

9-11主よ、以前はいつも

助けてくださったではありませんか。

母の胎から安全に取り上げ、幼い日々も、

無事に過ごさせてくださったではありませんか。

私は生まれてこのかた、

ずっと主を頼りとして生きてきたのです。

主はいつも私の神でした。

今になって、置き去りにしないでください。

苦難が近づいており、主のほかだれも、

私を助けることはできないのです。

12バシャンの巨大な雄牛のように獰猛な敵が、

私を囲んでいます。

13まるで獲物をねらってほえたけるライオンのように、

口を開けて近づいて来ます。

14私は水のように流れ出し、骨はみなはずれ、

心臓はろうのように溶けてしまいました。

15天日で乾かした粘土のようにひからび、

舌は上あごにくっつきました。

主が私を、死のちりの中に置かれたからです。

16徒党を組んだ悪人どもが、

群がる野犬のように私を取り巻きます。

私の手足は引き裂かれています。

17自分の骨を、一本残らず数えることができるほどです。

私を見てはほくそ笑む、

この悪人どもをごらんください。

18彼らはくじ引きで、私の着物を分け合うのです。

19ああ主よ、そばにいてください。

ああ、私の力である神よ、

大急ぎで助けに来てください。

20死から救い出してください。

私の尊いいのちを、

こんな悪人の手に渡さないでください。

21ライオンの口や、野牛の角からお救いください。

そうです、神は答えて、

私を助け出してくださいます。

22私はすべての兄弟の前であなたをたたえ、

会衆に向かって、あなたのすばらしいみわざを語ります。

23私は語ります。

「主を恐れる人たちよ、主をほめたたえよ。

主の名を恐れ、敬え。

イスラエルのすべての人よ、

主に向かって賛美の歌を歌え。

24主は、私の絶望の底からの叫びをさげすまれなかった。

背を向けて立ち去ることはなさらなかった。

叫び声が届くと、主は助けに来てくださった。」

25私は全会衆を前にして、主をほめたたえます。

御名を心から敬う人々の前で誓いを果たします。

26貧しい者は十分に食べて満足し、

主を求める者は主を見いだして、

御名をほめたたえるでしょう。

その心は永遠の喜びに酔いしれるはずです。

27それを目の当たりにした全世界の人々は、

主のもとに立ち返るでしょう。

あらゆる国民が主を礼拝するでしょう。

28主は王であって、国々を支配します。

29高慢な者も謙遜な者も、

死ぬべき運命にある人はみな、主を拝みます。

30私たちの子どもも主に仕えます。

私たちが、主のすばらしさを語り伝えるからです。

31のちの世代もまた、

主が私たちのためになさった

すべての奇跡のことを聞くでしょう。

Het Boek

Psalmen 22:1-32

1Een psalm van David voor de koordirigent.

Te zingen op de wijs van ‘De hinde in de morgenstond.’

2O God, mijn God,

waarom hebt U mij verlaten?

Ik schreeuw om uitkomst,

maar die is ver van mij.

Ik huil om hulp.

3O mijn God,

ik roep overdag naar U,

maar krijg geen antwoord.

Ook ʼs nachts roep ik,

maar ik krijg geen rust.

4U bent de heilige God,

Israël eert U en brengt U hulde:

5op U vertrouwden onze voorouders

en U redde hen.

6Zij riepen naar U

en U hielp hen.

U hebt hun vertrouwen niet beschaamd.

7Maar ik lijk meer op een worm

dan op een man,

mensen bespotten mij

en het volk kijkt verachtelijk op mij neer.

8Ieder die mij ziet,

lacht mij uit.

Zij grijnzen verachtelijk

en zeggen hoofdschuddend:

9‘Breng het toch bij de Here,

laat Hij u verlossen.

Hij zal u vast wel redden,

Hij houdt immers van u?’

10U, Here, liet mij ter wereld komen.

U legde mij veilig aan de borst van mijn moeder.

11Bij mijn geboorte werd ik aan U opgedragen,

al sinds die tijd bent U mijn God.

12Laat er dan niet zoʼn afstand zijn tussen U en mij,

want ik zit diep in de problemen

en geen mens helpt mij.

13Ik sta midden tussen een hele groep stieren

en ben omsingeld door buffels van Basan.

14Zij brullen tegen mij, met wijd geopende bekken.

Het lijken verscheurende, brullende leeuwen.

15Ik voel mij als water dat wegloopt,

al mijn beenderen zijn ontwricht.

Mijn hart lijkt op gesmolten was,

ik voel het bijna niet meer kloppen.

16Mijn keel is uitgedroogd

en lijkt op een droge scherf.

Mijn tong kleeft aan mijn verhemelte,

ik heb het gevoel of U mij in het stof van de dood legt.

17Er staan honden om mij heen,

misdadigers omringen mij.

Zij doorsteken mijn handen en voeten.

18Ik kan mijn beenderen tellen.

Zij vermaken zich door naar mij te komen kijken.

19Zij verdelen mijn kleren onder elkaar

en loten wie mijn mantel mag hebben.

20Here, blijf toch niet zo ver van mij af staan.

Kom snel bij mij en help mij!

U bent immers mijn kracht?

21Red mijn leven

en voorkom dat ik door het zwaard word gedood.

Ik ben eenzaam zonder U.

Wend het geweld van deze honden van mij af.

22Bevrijd mij uit de muil van de leeuw

en bescherm mij tegen de horens van de buffels.

U hebt mij antwoord gegeven!

23Ik zal mijn broeders uw naam bekendmaken,

te midden van de gelovigen zal ik een lied zingen tot uw eer!

24U die ontzag voor de Here hebt, prijs zijn naam.

Verhoog Hem, volk van Israël,

heb diep ontzag voor de Here, volk van Israël!

25Want Hij veracht de zwakke niet.

Hij is niet te goed om te helpen.

Hij hoort het

wanneer Hij te hulp wordt geroepen.

26Te midden van vele gelovigen zal ik U lofprijzen.

Mijn geloften zal ik nakomen

tegenover ieder die leeft in ontzag voor God.

27De armen zullen te eten hebben

en geen honger meer kennen.

Zij die de Here zoeken,

zullen Hem loven en prijzen.

Moge het u altijd goed gaan.

28Over de hele wereld

zal men de Here leren kennen

en zich tot Hem bekeren.

Alle volken zullen voor U buigen.

29Het Koninkrijk is van de Here,

Hij heerst over alle volken.

30Over de hele wereld zullen rijke mensen Hem aanbidden.

Maar ook arme mensen,

die zichzelf amper in het leven kunnen houden,

knielen voor Hem neer.

31Het nageslacht zal Hem dienen

en ieder vertelt zijn kinderen over Hem.

32Zij zullen zijn recht en goedheid doorgeven

aan allen die nog geboren moeten worden,

omdat Hij alles heeft volbracht.