1Door David.
Ik roep naar U, Here, mijn rots.
Keer U niet zonder te spreken van mij af.
Want als U tegen mij blijft zwijgen,
zal ik sterven.
2Luister toch naar mijn luide smeekbeden.
Ik hef mijn handen naar U omhoog in uw heiligdom.
3Vernietig mij niet samen met de goddelozen
of met andere misdadigers.
Die spreken wel vriendelijk met anderen,
maar in hun hart haten zij hen.
4Geef hun wat zij verdienen, loon naar werken.
Vergeld hun naar hun handelwijze.
5De Here zal hen vernietigen
en niet meer herstellen,
omdat zij geen oog hebben voor wat Hij doet
en niets begrijpen van zijn werken.
6Ik loof de Here,
want Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord.
7De Here geeft mij zijn kracht,
Hij is het schild waarachter ik schuil.
Mijn hart heeft op Hem vertrouwd
en Hij heeft mij geholpen.
Mijn hart juicht en ik prijs Hem met mijn lied.
8De Here geeft zijn volk kracht.
Hij is een beschermende vesting
voor hem die Hij heeft gezalfd.
9Maak uw volk vrij en zegen wie van U zijn.
Zorg voor hen als een herder voor zijn schapen
en bescherm hen tot in eeuwigheid.
Psalm 28
Of David.
1To you, Lord, I call;
you are my Rock,
do not turn a deaf ear to me.
For if you remain silent,
I will be like those who go down to the pit.
2Hear my cry for mercy
as I call to you for help,
as I lift up my hands
toward your Most Holy Place.
3Do not drag me away with the wicked,
with those who do evil,
who speak cordially with their neighbors
but harbor malice in their hearts.
4Repay them for their deeds
and for their evil work;
repay them for what their hands have done
and bring back on them what they deserve.
5Because they have no regard for the deeds of the Lord
and what his hands have done,
he will tear them down
and never build them up again.
6Praise be to the Lord,
for he has heard my cry for mercy.
7The Lord is my strength and my shield;
my heart trusts in him, and he helps me.
My heart leaps for joy,
and with my song I praise him.
8The Lord is the strength of his people,
a fortress of salvation for his anointed one.
9Save your people and bless your inheritance;
be their shepherd and carry them forever.