1Gelukkig is de mens
die in de wandeling niet luistert
naar de raad van slechte mensen,
die niet blijft stilstaan
op de weg van de zondaars
en vermijdt te zitten
bij hen die met God spotten.
2Integendeel, het is voor hem een vreugde
te doen wat de Here van hem vraagt,
dag en nacht is hij bezig met zijn woord.
3Hij lijkt op een boom
die aan de oever van een beek staat.
Wanneer het jaargetijde ervoor aanbreekt,
draagt hij volop vrucht
en zijn bladeren verwelken niet.
Alles wat deze mens onderneemt,
is een succes.
4Bij de zondaars ligt het echter anders!
Die waaien uiteen als het kaf in de wind.
5Op de dag van het oordeel
zullen zij niet veilig zijn,
zij kunnen dan immers niet standhouden
te midden van Gods trouwe volgelingen!
6Want de Here
leidt de wegen van zijn volgelingen,
terwijl de weg van de goddelozen
rechtstreeks naar de afgrond voert.
EKITABO I
Zabbuli 1–41
Zabbuli 1
11:1 a Nge 4:14 b Zab 26:4; Yer 15:17Alina omukisa omuntu
atatambulira mu kuteesa kw’ababi,
era atayimirira mu kibiina ky’ababi,
newaakubadde okutuula n’abo abanyooma ebya Katonda.
21:2 a Zab 119:16, 35 b Zab 119:1 c Yos 1:8Naye asanyukira okugondera amateeka ga Mukama,
era mu mateeka ago mw’alowooleza emisana n’ekiro.
31:3 a Zab 128:3 b Yer 17:8 c Ez 47:12 d Lub 39:3Afaanana ng’omuti ogwasimbibwa ku mabbali g’omugga,
ogubala ebibala byagwo mu ntuuko zaabyo,
n’ebikoola byagwo tebiwotoka.
Na buli ky’akola kivaamu birungi byereere.
41:4 Yob 21:18; Is 17:13Naye abakola ebibi tebakola bwe batyo.
Bali ng’ebisusunku ebifuumuuliddwa.
51:5 a Zab 5:5 b Zab 9:7-8, 16Noolwekyo abakola ebibi tebaligumira lunaku lwa kusalirako musango;
newaakubadde aboonoonyi okuyimirira mu kibiina ky’abatuukirivu.
61:6 a Zab 37:18; 2Ti 2:19 b Zab 9:6Kubanga Mukama alabirira ekkubo ly’abatuukirivu,
naye ekkubo ly’abakola ebibi liribula.