Jesaja 47 – HTB & CST

Het Boek

Jesaja 47:1-15

Profetie over Babel

1Och onoverwinnelijk Babel, kom in het stof zitten. Uw dagen van glorie, luister en hoog aanzien zijn voorbij. O dochter van de Chaldeeën, u zult nooit meer een lieflijke prinses zijn, teer en wondermooi. 2Pak de handmolen en maal het koren, leg uw sluier maar af, schort uw jurk op en loop zo voor schut. 3U zult beschaamd zijn als u ontbloot door rivieren zult waden. Ik zal wraak op u nemen en geen genade kennen. 4Dat zegt onze verlosser, die Israël uit de macht van Babel zal redden, Here van de hemelse legers is zijn naam, de Heilige van Israël. 5Zit stil in de duisternis, Babel, u zult nooit meer ‘De koningin onder de koninkrijken’ worden genoemd. 6Want Ik was boos op mijn volk Israël en strafte het door het in uw macht te geven. Maar u kende geen genade. Zelfs grijsaards liet u zware vrachten dragen. 7U dacht dat uw heerschappij nooit zou eindigen, koningin van de wereld. U gaf helemaal niets om mijn volk en dacht er niet aan op te treden tegen mensen die het kwaad deden. 8O genotzuchtig koninkrijk, in wellust en onbezorgdheid levend met het idee dat u de wereld regeert. Luister naar het vonnis van mijn rechtbank over uw zonden. U zegt: ‘Ik alleen ben God! Ik zal nooit weduwe worden, nooit mijn kinderen verliezen.’ 9Welnu, die twee dingen zullen u op hetzelfde moment overkomen. Twee dingen zult u op één dag te verwerken krijgen: weduwschap en het verlies van uw kinderen, ondanks al uw occultisme en toverkunsten. 10U waande zich veilig in uw verdorvenheid. Uw ‘wijsheid’ en ‘kennis’ brachten u er toe te denken dat u aan niemand verantwoording hoefde af te leggen. 11Daarom zal de ramp zich bliksemsnel over u voltrekken en wel zo snel dat u niet weet waar hij vandaan komt. Er zal geen zoenoffer te brengen zijn die dit ongekende kan afweren. 12Roep de horden boze geesten maar op die u al die jaren hebt aanbeden. Doe een beroep op hen om u te helpen opnieuw angst in veler harten te zaaien. 13U hebt raadgevers genoeg, uw astrologen en sterrenkundigen die u proberen te vertellen wat in de toekomst gebeuren gaat. 14Maar zij zijn net zo nutteloos als gedroogd gras dat verbrand wordt. Zij kunnen zichzelf niet eens verlossen! Van hen zult u echt geen hulp krijgen. Zij zijn een kolenvuur waaraan u zich niet kunt warmen en dat geen licht geeft om bij te zitten. 15Al uw vroegere handelspartners zullen wegglippen en verdwijnen, niemand zal in staat zijn u te helpen.

Nueva Versión Internacional (Castilian)

Isaías 47:1-15

La caída de Babilonia

1»Desciende, siéntate en el polvo,

hija virginal de Babilonia;

siéntate en el suelo, hija de los caldeos,

pues ya no hay trono.

Nunca más se te llamará

tierna y delicada.

2Toma piedras de molino, y muele la harina;

quítate el velo.

Levántate las faldas, desnúdate las piernas,

y cruza los ríos.

3Tu desnudez quedará al descubierto;

quedará expuesta tu vergüenza.

Voy a tomar venganza,

y a nadie perdonaré».

4Nuestro Redentor es el Santo de Israel;

su nombre es el Señor Todopoderoso.

5«Siéntate en silencio, hija de los caldeos;

entra en las tinieblas.

Porque nunca más se te llamará

“soberana de los reinos”.

6Yo estaba enojado con mi pueblo;

por eso profané mi heredad.

Los entregué en tu mano,

y no tuviste compasión de ellos.

Pusiste sobre los ancianos

un yugo muy pesado.

7Dijiste: “¡Por siempre seré la soberana!”

Pero no consideraste esto,

ni reflexionaste sobre su final.

8»Ahora escucha esto, voluptuosa;

tú, que moras confiada y te dices a ti misma:

“Yo soy, y no hay otra fuera de mí.

Nunca enviudaré ni me quedaré sin hijos”.

9De repente, en un solo día,

ambas cosas te sorprenderán:

la pérdida de tus hijos y la viudez

te abrumarán por completo,

a pesar de tus muchas hechicerías

y de tus poderosos encantamientos.

10Tú has confiado en tu maldad,

y has dicho: “Nadie me ve”.

Tu sabiduría y tu conocimiento te engañan

cuando a ti misma te dices:

“Yo soy, y no hay otra fuera de mí”.

11Pero vendrá sobre ti una desgracia

que no sabrás conjurar;

caerá sobre ti una calamidad

que no podrás evitar.

¡Una catástrofe que ni te imaginas

vendrá de repente sobre ti!

12»Persiste, entonces, en tus encantamientos

y en tus muchas hechicerías,

en las que te has ejercitado desde la niñez.

Tal vez tengas éxito,

tal vez puedas provocar terror.

13¡Los muchos consejos te han fatigado!

Que se presenten tus astrólogos,

los que observan las estrellas,

los que hacen predicciones mes a mes,

¡que te salven de lo que viene sobre ti!

14¡Míralos! Son como la paja,

y el fuego los consumirá.

Ni a sí mismos pueden salvarse

del poder de las llamas.

Aquí no hay brasas para calentarse,

ni fuego para sentarse ante él.

15Eso son para ti los hechiceros

con quienes te has ejercitado,

y con los que has negociado desde tu juventud.

Cada uno sigue en su error;

no habrá quien pueda salvarte.