Hebreeën 5 – HTB & SNC

Het Boek

Hebreeën 5:1-14

Jezus Christus is onze hogepriester

1De hogepriester van Israël is een mens die de speciale taak heeft zijn medemensen bij God te vertegenwoordigen. Hij biedt God hun gaven aan en offert Hem de dieren die zijn gegeven om niet alleen de zonden van de mensen, maar ook die van hemzelf te bedekken. 2Omdat hij ook zelf in de menselijke zwakheid deelt, kan hij mensen die onwetend en dwalende zijn, vriendelijk tegemoet treden. 3Hij staat immers aan dezelfde verleidingen bloot en begrijpt hun problemen daarom heel goed. 4Niemand kan hogepriester worden omdat hij dat zelf zo graag wil. Hij moet door God voor dit werk geroepen zijn, net als Aäron. 5Ook Christus heeft Zichzelf niet uitgekozen om hogepriester te worden. God koos Hem en zei tegen Hem: ‘Jij bent mijn Zoon, Ik heb Je vandaag het leven gegeven.’ 6Een andere keer zei God tegen Hem: ‘U bent de eeuwige priester, zoals ook Melchisedek mijn priester was.’ 7Terwijl Hij hier op aarde was, heeft Christus onder tranen geroepen tot God, die Hem van de dood kon redden. God verhoorde zijn gebeden, omdat Hij Zich aan Gods wil onderwierp. 8Zelfs al was Jezus de Zoon van God, toch moest Hij uit ervaring leren wat gehoorzaamheid was. Ook als dat pijn en verlatenheid betekende. 9Nadat Jezus had bewezen daarin volmaakt te zijn, werd Hij de gever van eeuwige redding voor alle mensen die Hem gehoorzamen. 10God had Hem immers aangewezen als hogepriester, op dezelfde wijze als Melchisedek.

11Ik zou hierover nog veel meer willen zeggen, maar u luistert gewoon niet, daarom kan ik het zo moeilijk duidelijk maken. 12Nu u al een hele tijd christen bent, zou u eigenlijk anderen moeten onderwijzen. Maar u bent helaas zover teruggevallen dat de eerste beginselen van het christen-zijn u weer moeten worden bijgebracht. U bent net babyʼs die geen vast voedsel kunnen verdragen en daarom nog melk moeten drinken. 13Als iemand nog op melk moet leven, blijkt daaruit dat hij als christen niet erg ver gevorderd is, hij kent nauwelijks het verschil tussen goed en kwaad. Hij is nog een baby! 14Zo zult u de zwaardere kost nooit kunnen verdragen. Die zwaardere kost is voor hen die goed en kwaad uit elkaar kunnen houden. Zij kunnen opgroeien tot volwassen christenen.

Slovo na cestu

Židům 5:1-14

Ježíš se stal naším Nejvyšším Knězem

1Velekněz je člověk, který jménem ostatních předstupuje před Boha a přináší mu dary a oběti s prosbou o smíření. 2-3Protože i on podléhá slabostem, musí přinášet oběti nejen za lid, ale i za sebe a je schopen chápat nevědomé a pobloudilé. 4Toto postavení si nikdo nemůže svévolně přivlastnit, ale musí k němu být Bohem povolán. 5Ani Kristus se k němu sám nepovznesl. Ustanovil ho Bůh, když mu řekl:

„Ty jsi můj syn,

já jsem tě dnes zplodil.“

6A jindy prohlásil:

„Jsi na věky knězem podle řádu Malkísedekova.“

7Když byl Kristus na zemi, přednášel hlasitě, úpěnlivě a s pláčem prosby Bohu, který ho jediný mohl zachránit před smrtí. Bůh ho v jeho úzkosti vyslyšel.

8-9Ačkoliv byl Boží Syn, měl se ve škole utrpení naučit, co znamená bezvýhradná poslušnost. Když v té zkoušce obstál, stal se všem, kdo se mu podrobují, zdrojem trvalé ochrany. 10A Bůh ho nazval veleknězem podle řádu Malkísedekova.

11Rád bych vám o těchto věcech řekl mnohem víc, bylo by to pro vás nesnadno pochopitelné, protože je vaše vnímavost otupena. 12Už jste měli být dávno učiteli druhých, ale zůstali jste žáky. Opět potřebujete, aby vás někdo učil abecedě Boží řeči. 13Potřebujete mléko, ne hutný pokrm. Kdo se živí jenom mlékem Božího slova, dokazuje, že neproniká do hloubek Božího myšlení. 14Ti, kdo na základě zkušenosti dovedou smysly rozeznat dobré od zlého, jsou dospělí a pronikají k jádru věci.