Galaten 3 – HTB & NIRV

Het Boek

Galaten 3:1-29

De echte kinderen van Abraham

1Domme Galaten, wie heeft u betoverd? Ik heb u toch zoʼn duidelijk beeld gegeven van Jezus Christus, die aan het kruis gestorven is. 2Zeg eens: heeft God u de Heilige Geest gegeven omdat u de wet hebt gehoorzaamd of omdat u het goede nieuws van Jezus Christus hebt gehoord én geloofd? 3Bent u nu zo dom? U bent christen geworden door het werk van de Heilige Geest, moet u nu met de wet eindigen? 4Is alles wat u hebt meegemaakt dan voor niets geweest? Was dat maar zo. 5Geeft God u zijn Geest en laat Hij wonderen onder u gebeuren omdat u zo goed doet wat de wet zegt? Of omdat u gelooft wat wij u over Jezus Christus hebben verteld?

6Kijk naar wat er over Abraham is gezegd: ‘Abraham geloofde God en daarom beschouwde God hem als een rechtvaardig mens.’ 7De echte kinderen van Abraham zijn dus de mensen die, net als hij, op God vertrouwen. 8In de Boeken is voorzegd dat het tussen God en niet-Joodse volken in orde zou komen, wanneer zij op Hem zouden vertrouwen. God zei ooit tegen Abraham: ‘U zult voor alle volken een zegen zijn.’ Dat was goed nieuws! 9Ieder die net als Abraham op God vertrouwt, zal net als hij worden gezegend.

10Maar ieder die probeert het met God in orde te maken door de wet te houden, valt onder de vloek van God. Want er staat in de Boeken: ‘Vervloekt is hij die deze wetten niet nauwgezet gehoorzaamt.’ 11Dat niemand het ooit met God in orde kan maken door de wet te houden, is volstrekt duidelijk. In de Boeken staat immers ook: ‘De mensen die rechtvaardig zijn, zullen door hun geloof echt leven.’ 12Bij het houden van de wet is het geen kwestie van geloven, maar van doen. ‘Wie de wet houdt, zal daardoor leven,’ staat er geschreven. 13Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek die de wet over ons bracht, door voor ons die vloek op Zich te nemen. Er staat immers: ‘Iemand die aan een paal is opgehangen, is vervloekt.’ 14Op die manier is door Christus Jezus de zegen van Abraham tot de andere volken gekomen en nu kunnen wij de Heilige Geest ontvangen door in God te geloven.

15Vrienden, ik neem maar eens een voorbeeld uit het dagelijks leven. Als twee mensen een overeenkomst sluiten en die bekrachtigen, kan niemand daar iets aan veranderen of toevoegen. 16Wel, God deed Abraham en zijn nakomeling een belofte. Er staat in de Boeken niet dat die belofte aan Abrahams ‘nakomelingen’ werd gedaan, alsof het om velen zou gaan. Maar er staat ‘nakomeling’ en daarmee wordt Christus bedoeld. 17Ik bedoel dit: als God met Abraham een onverbrekelijke overeenkomst heeft gesloten, kan een wet die er pas vierhonderddertig jaar later bijkwam, die overeenkomst niet ongedaan maken. De belofte die God heeft gedaan, blijft gelden. 18Als wij gered konden worden door een wet te gehoorzamen, is het duidelijk dat dat een andere manier is om met God in het reine te komen dan de manier van Abraham. Want hij was een vriend van God omdat hij eenvoudig geloofde in Gods beloften.

19Waarvoor dient de wet dan? Die is later ingevoerd om duidelijk te maken dat er zonde is. De wet zou alleen maar gelden zolang de nakomeling er nog niet was die God beloofd had. God heeft de wet door engelen aan Mozes gegeven voor het Joodse volk. 20Maar toen Hij zijn belofte aan Abraham gaf, deed Hij dat zonder tussenpersoon. 21Zijn Gods wet en Gods beloften dan met elkaar in tegenspraak? Nee, natuurlijk niet. Als er een wet zou zijn die leven kon geven, dan zouden we ook wel door een wet uit de greep van de zonde kunnen komen. 22Maar volgens de Boeken is alles in de macht van de zonde, zodat de enige manier om Gods beloofde heil te krijgen het geloof in Jezus Christus is.

23Tot de komst van Christus werden wij door de wet bewaakt. Wij leefden bij wijze van spreken onder het strenge toezicht van de wet, zolang wij nog niet wisten dat wij op Jezus Christus mochten vertrouwen. 24Laat ik het anders zeggen: de wet was onze opvoeder, totdat Christus kwam en wij door in Hem te geloven recht voor God konden staan. 25Maar nu het geloof in Christus er is, heeft die opvoeder niets meer over ons te zeggen. 26Door het geloof in Christus Jezus bent u allemaal kinderen van God geworden. 27Door de doop in Christus bent u één met Hem geworden, u bent als het ware omhuld door Hem. 28Er kan nu geen sprake meer zijn van Jood of niet-Jood, van slaaf of vrij man, van man of vrouw, want in Christus Jezus zijn wij één geworden. 29Als u een deel van Christus bent, bent u ook kinderen van Abraham en dan is wat God hem beloofde, ook voor u.

New International Reader’s Version

Galatians 3:1-29

Faith or Obeying the Law

1You foolish people of Galatia! Who has put you under an evil spell? When I preached, I clearly showed you that Jesus Christ had been nailed to the cross. 2I would like to learn just one thing from you. Did you receive the Holy Spirit by obeying the law? Or did you receive the Spirit by believing what you heard? 3Are you so foolish? You began by the Holy Spirit. Are you now trying to finish God’s work in you by your own strength? 4Have you experienced so much for nothing? And was it really for nothing? 5So I ask you again, how does God give you his Spirit? How does he work miracles among you? Is it by doing what the law says? Or is it by believing what you have heard? 6In the same way, Abraham “believed God. God was pleased with Abraham because he believed. So his faith made him right with God.” (Genesis 15:6)

7So you see, those who have faith are children of Abraham. 8Long ago, Scripture knew that God would make the Gentiles right with himself. He would do this by their faith in him. He announced the good news ahead of time to Abraham. God said, “All nations will be blessed because of you.” (Genesis 12:3; 18:18; 22:18) 9So those who depend on faith are blessed along with Abraham. He was the man of faith.

10All who depend on obeying the law are under a curse. It is written, “May everyone who doesn’t continue to do everything written in the Book of the Law be under God’s curse.” (Deuteronomy 27:26) 11We know that no one who depends on the law is made right with God. This is because “the one who is right with God will live by faith.” (Habakkuk 2:4) 12The law is not based on faith. In fact, it is just the opposite. It teaches that “the person who does these things will live by them.” (Leviticus 18:5) 13Christ set us free from the curse of the law. He did it by becoming a curse for us. It is written, “Everyone who is hung on a pole is under God’s curse.” (Deuteronomy 21:23) 14Christ Jesus set us free so that the blessing given to Abraham would come to the Gentiles through Christ. He did it so that we might receive the promise of the Holy Spirit. The promised Spirit comes by believing in Christ.

The Law and the Promise

15Brothers and sisters, let me give you an example from everyday life. No one can get rid of an official agreement between people. No one can add to it. It can’t be changed after it has been made. It is the same with God’s covenant agreement. 16The promises were given to Abraham. They were also given to his seed. Scripture does not say, “and to seeds.” That means many people. It says, “and to your seed.” (Genesis 12:7; 13:15; 24:7) That means one person. And that one person is Christ. 17Here is what I mean. The law came 430 years after the promise. But the law does not get rid of God’s covenant and promise. The covenant had already been made by God. So the law does not do away with the promise. 18The great gift that God has for us does not depend on the law. If it did, it would no longer depend on the promise. But God gave it to Abraham as a free gift through a promise.

19Then why was the law given at all? It was added because of human sin. And it was supposed to control us until the promised Seed had come. The law was given through angels, and a go-between was put in charge of it. 20A go-between means that there is more than one side to an agreement. But God didn’t use a go-between when he made his promise to Abraham.

21So is the law opposed to God’s promises? Certainly not! What if a law had been given that could give life? Then people could become right with God by obeying the law. 22But Scripture has locked up everything under the control of sin. It does so in order that what was promised might be given to those who believe. The promise comes through faith in Jesus Christ.

Children of God

23Before faith in Christ came, we were guarded by the law. We were locked up until this faith was made known. 24So the law was put in charge of us until Christ came. He came so that we might be made right with God by believing in Christ. 25But now faith in Christ has come. So the law is no longer in charge of us.

26So in Christ Jesus you are all children of God by believing in Christ. 27This is because all of you who were baptized into Christ have put on Christ. You have put him on as if he were your clothes. 28There is no Jew or Gentile. There is no slave or free person. There is no male or female. That’s because you are all one in Christ Jesus. 29You who belong to Christ are Abraham’s seed. So you will receive what God has promised.