Ezechiël 25 – HTB & NRT

Het Boek

Ezechiël 25:1-17

Profetie tegen de Ammonieten

1Toen ontving ik opnieuw een boodschap van de Here. Hij zei: 2‘Mensenzoon, kijk in de richting van het land Ammon en profeteer tegen het volk dat daar woont. 3Vertel hun: luister naar wat de Oppermachtige Here te zeggen heeft: “Omdat u blij was toen mijn tempel werd verwoest, u Israël in haar ellende hebt bespot en Juda hebt uitgelachen toen het in gevangenschap werd weggevoerd, 4zal Ik de bedoeïenen, die ten oosten van u in de woestijn wonen, uw land laten innemen. Zij zullen hun tentenkampen te midden van u opzetten. Zij zullen al uw fruit plukken en eten en uw melkvee stelen. 5De stad Rabba zal Ik verwoesten en veranderen in een weide voor kamelen en het land van de Ammonieten in een rustplaats voor schaapskudden. Dan zult u weten dat Ik de Here ben.” 6Want de Oppermachtige Here zegt: “Omdat u in uw handen klapte en met uw voeten stampte en blij was om de vernietiging van mijn volk, 7zal Ik u zwaar straffen. Ik zal u uitleveren aan vele volken en die zullen u leegplunderen. Ik zal ervoor zorgen dat uw naam niet langer onder de volken wordt genoemd. Vernietigen zal ik u. Dan zult u weten dat Ik de Here ben.”

8De Oppermachtige Here zegt: “Omdat de Moabieten hebben gezegd dat Juda in niets verschilt van andere volken, 9-10 zal Ik de oostelijke flank van Moab openen en haar grenssteden, de trots van het volk, wegvagen: Bet-Jesimoth, Baäl-Meon en Kirjataïm. En bedoeïenenstammen uit de woestijn in het oosten zullen zich over haar uitstorten, net zo als zij bij Ammon zullen doen. Daarna zal Moab niet langer meetellen als volk. 11Zo zal Ik mijn oordeel op de Moabieten laten neerkomen en zij zullen weten dat Ik de Here ben.”

12En de Oppermachtige Here vervolgt: “Omdat het volk van Edom zo enorm heeft gezondigd door zich te wreken op het volk van Juda, 13zal Ik Edom met mijn vuist neerslaan en haar volk en al het vee uitroeien. Het zwaard zal alles, van Teman tot Dedan, verwoesten. 14Dit zal gebeuren door de hand van mijn volk Israël. Edom zal mijn vreselijke wraak aan den lijve ondervinden.”

15En de Oppermachtige Here zegt: “Omdat de Filistijnen zich uit eeuwenoude vijandschap hebben gewroken op Juda, 16zal Ik hen zwaar straffen. De Kretenzen zal ik wegvagen en de kustbewoners zal Ik volledig vernietigen.

17Ik zal wraak nemen en hen zwaar straffen voor wat zij hebben gedaan. En wanneer dit gebeurt, zullen zij weten dat Ik de Here ben.” ’

New Russian Translation

Иезекииль 25:1-17

Пророчество об Аммоне

1Было ко мне слово Господа:

2– Сын человеческий, обрати лицо к аммонитянам и пророчествуй против них. 3Скажи им: «Слушайте слово Владыки Господа. Так говорит Владыка Господь: За то что вы насмехались над Моим святилищем, когда оно было осквернено, и над землей Израиля, когда она была разорена, и над народом Иудеи, когда он пошел в плен, 4Я отдам вас во владение народу Востока. Они расположатся вокруг тебя лагерем и разобьют шатры. Они будут есть твои плоды и пить твое молоко. 5Я превращу столицу Равву в пастбище для верблюдов, а Аммон – в загон для овец. Тогда вы узнаете, что Я – Господь. 6Ведь Владыка Господь говорит: За то, что ты, Аммон, рукоплескал и притопывал, злорадствуя с презрением о земле Израиля, 7Я воздену над тобой руку и отдам тебя на разграбление народам. Я истреблю тебя из числа народов и уберу из числа стран; Я искореню тебя. Тогда ты узнаешь, что Я – Господь».

Пророчество о Моаве

8Так говорит Владыка Господь:

– За то, что Моав и Сеир сказали: «Смотрите, дом Иуды стал как все остальные народы», 9Я сделаю границы Моава уязвимыми, начиная с его приграничных городов – Бет-Ешимота, Баал-Меона и Кирьятаима – славы этой страны. 10Я отдам Моав и аммонитян во владение народу Востока, чтобы народы забыли об аммонитянах. 11Я покараю Моав. Тогда они узнают, что Я – Господь.

Пророчество об Эдоме

12Так говорит Владыка Господь:

– Эдом совершил тяжкое преступление, отомстив дому Иуды. 13Поэтому так говорит Владыка Господь: Я простру руку на Эдом и истреблю его жителей и их скот. Я опустошу его, и от Темана до Дедана все падут от меча. 14Я отомщу Эдому руками Моего народа, Израиля, который обрушит на Эдом Мой гнев и ярость. Они узнают, что такое Моя месть, – возвещает Владыка Господь.

Пророчество о филистимлянах

15Так говорит Владыка Господь:

– Филистимляне были мстительными; они мстили из-за злобы в сердце и стремились погубить Иуду по давней вражде. 16Поэтому так говорит Владыка Господь: Я простру руку на филистимлян, уничтожу критян и тех, кто остался на побережье. 17Я безжалостно отомщу им и в гневе накажу их. Когда Я отомщу им, они узнают, что Я – Господь.