Efeziërs 2 – HTB & NIVUK

Het Boek

Efeziërs 2:1-22

Christus is onze vrede

1Ook u bent door Hem tot leven geroepen, u, die eigenlijk al dood was, omdat u niet leefde zoals God wilde. 2U liep met de grote massa van deze wereld mee en deed dezelfde slechte dingen als zij. U gehoorzaamde de duivel, de leider en vorst van de geestelijke machten in de lucht, die nu nog actief is in de mensen die God ongehoorzaam zijn.

3Zo was het ook met ons. Wij hebben allemaal aan onze slechte begeerten toegegeven. Wij hebben allemaal gedaan wat ons egoïsme ons ingaf. Door naar onze eigen natuur te leven, waren wij van nature onderworpen aan Gods toorn. 4Maar Gods liefde voor ons is zo groot dat Hij ons volledig gratie heeft verleend, 5zelfs al waren wij door onze overtredingen dood voor Hem. Hij heeft ons samen met Christus levend gemaakt! Wat een genade! Dat u gered bent, is enkel en alleen genade van God. 6Hij heeft ons, die één met Jezus Christus zijn, samen met Hem levend gemaakt en ook met Hem een plaats in de hemel gegeven. 7Door in de persoon van Jezus Christus zo goed voor ons te zijn, heeft God voor altijd laten zien hoe oneindig groot zijn goedheid is. 8Door uw geloof in Hem bent u gered en dat komt door zijn genade. Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God. 9Niemand zal zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben. 10God heeft ons één gemaakt met Jezus Christus met de bedoeling dat wij het goede zouden doen, want dat heeft Hij altijd al gewild.

11Vergeet niet dat u van geboorte niet bij het volk van God hoort. De Joden noemen u minachtend de onbesnedenen. Dat besneden-zijn van hen betekent overigens niets meer dan dat er een snee in hun lichaam is gemaakt. 12U leefde vroeger in elk geval zonder Christus en u stond volledig buiten de gemeenschap van Gods volk. De beloften die God had gedaan, golden toen nog niet voor u. U leefde zonder hoop en zonder God. 13Maar nu u één met Christus bent, is er geen afstand meer tussen Gods volk en u. Doordat Christus zijn leven en zijn bloed voor u heeft gegeven, bent u dichtbij gekomen. 14Want Hijzelf is onze vrede. Hij heeft u en ons tot één volk gemaakt door de muur van vijandschap die tussen ons in stond, af te breken. 15Door voor ons te sterven, heeft Christus de wet, die de oorzaak van de scheiding was, buiten werking gesteld. Hij bracht de twee tegenstanders bij elkaar door hen tot een deel van Zichzelf te maken. Hij smeedde de twee, Jood en niet-Jood, samen tot één persoon en toen was er vrede. 16Nu wij tot hetzelfde lichaam behoren, is de vijandschap verdwenen, want wij zijn allebei met God verzoend. Door het kruis is er een einde aan de tegenstelling gekomen.

17Jezus kwam met het goede nieuws dat het vrede was, zowel voor u die ver van God was, als voor ons die dichter bij Hem leefden. 18Door wat Jezus heeft gedaan, mogen wij, Joden en niet-Joden, vrij bij de Vader komen, in één Geest. 19Voor God bent u nu geen vreemdelingen of buitenlanders meer, nee, u hebt dezelfde rechten als de Joodse christenen. U hoort nu ook bij het volk van God, bij zijn gezin. 20U staat zo vast als een huis op de fundering van de apostelen en profeten en de belangrijkste steen, de hoeksteen, is Jezus Christus Zelf. 21Hij houdt het hele gebouw bijeen. Wij vormen samen met Hem een heilige tempel voor God, een tempel die steeds groter wordt. 22Ook u wordt door de Geest in dit gebouw, in dit huis van God, ingevoegd.

New International Version – UK

Ephesians 2:1-22

Made alive in Christ

1As for you, you were dead in your transgressions and sins, 2in which you used to live when you followed the ways of this world and of the ruler of the kingdom of the air, the spirit who is now at work in those who are disobedient. 3All of us also lived among them at one time, gratifying the cravings of our flesh2:3 In contexts like this, the Greek word for flesh (sarx) refers to the sinful state of human beings, often presented as a power in opposition to the Spirit. and following its desires and thoughts. Like the rest, we were by nature deserving of wrath. 4But because of his great love for us, God, who is rich in mercy, 5made us alive with Christ even when we were dead in transgressions – it is by grace you have been saved. 6And God raised us up with Christ and seated us with him in the heavenly realms in Christ Jesus, 7in order that in the coming ages he might show the incomparable riches of his grace, expressed in his kindness to us in Christ Jesus. 8For it is by grace you have been saved, through faith – and this is not from yourselves, it is the gift of God – 9not by works, so that no-one can boast. 10For we are God’s handiwork, created in Christ Jesus to do good works, which God prepared in advance for us to do.

Jew and Gentile reconciled through Christ

11Therefore, remember that formerly you who are Gentiles by birth and called ‘uncircumcised’ by those who call themselves ‘the circumcision’ (which is done in the body by human hands) – 12remember that at that time you were separate from Christ, excluded from citizenship in Israel and foreigners to the covenants of the promise, without hope and without God in the world. 13But now in Christ Jesus you who once were far away have been brought near by the blood of Christ.

14For he himself is our peace, who has made the two groups one and has destroyed the barrier, the dividing wall of hostility, 15by setting aside in his flesh the law with its commands and regulations. His purpose was to create in himself one new humanity out of the two, thus making peace, 16and in one body to reconcile both of them to God through the cross, by which he put to death their hostility. 17He came and preached peace to you who were far away and peace to those who were near. 18For through him we both have access to the Father by one Spirit.

19Consequently, you are no longer foreigners and strangers, but fellow citizens with God’s people and also members of his household, 20built on the foundation of the apostles and prophets, with Christ Jesus himself as the chief cornerstone. 21In him the whole building is joined together and rises to become a holy temple in the Lord. 22And in him you too are being built together to become a dwelling in which God lives by his Spirit.