God beter leren kennen en weten wat Hij wil
1Van: Petrus, een dienaar en apostel van Jezus Christus. Aan: allen, die een even heerlijk geloof hebben als wij. Dat geloof hebben wij gekregen door de rechtvaardigheid van onze God en Redder, Jezus Christus.
2Het is mijn grote wens dat u God en onze Here Jezus Christus steeds beter leert kennen. Dan zult u gelukkig worden en zijn genade en vrede ervaren. 3Want als u Hem beter leert kennen, zal Hij u door zijn grote kracht alles geven wat u nodig hebt om werkelijk goed te leven, 4Hij zal zelfs zijn heerlijkheid en goedheid met ons delen! Hij heeft ons geweldig grote en waardevolle beloften gedaan: Hij redt ons van de begeerten en het verderf om ons heen en geeft ons deel aan zijn eigen wezen. 5Maar daarvoor hebt u meer nodig dan vertrouwen alleen. U moet ook uw best doen om goed te zijn en zelfs dat is niet genoeg. U moet God beter leren kennen en weten wat Hij wil. 6Leer uw eigen verlangens opzij te zetten en geduldig vol te houden, zodat u God kunt dienen. 7Dan bent u klaar om een vriend te zijn voor uw medechristenen en om alle mensen lief te hebben. 8Als u deze eigenschappen in overvloed bezit, zullen ze werkzaam en vruchtbaar zijn om de Here Jezus Christus steeds beter te leren kennen. 9Maar als geen van die eigenschappen bij u aanwezig is, bent u blind en kortzichtig. Dan bent u vergeten dat God u van uw oude, zondige leven heeft bevrijd.
10Broeders en zusters, laat daarom uit uw gedrag blijken dat God u heeft geroepen en uitgekozen, dan zult u nooit struikelen of vallen. 11Als u zo leeft, zal God de poorten van het eeuwige koninkrijk van onze Here en Redder, Jezus Christus, wijd voor u openzetten. 12Ik ben van plan u daaraan te blijven herinneren, ook al weet u het allemaal en staat u stevig gegrondvest op de waarheid. 13En zolang ik nog in deze tent, mijn lichaam, woon, wil ik geregeld dit soort brieven schrijven om u wakker te houden. 14De Here Jezus Christus heeft mij namelijk laten zien dat ik niet meer zo lang op aarde te leven heb. 15Ik zal mijn best doen u een en ander zó duidelijk te maken dat u er ook na mijn sterven nog lang aan zult denken. 16Toen wij u vertelden over de machtige komst van onze Here Jezus Christus, was dat geen verzinsel. Ik heb met eigen ogen zijn macht en majesteit gezien. 17Ik was bij Hem op de heilige berg, toen Hij straalde van de heerlijkheid die God, zijn Vader, Hem had gegeven. 18Ik hoorde een machtige stem uit de hemel zeggen: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Hij verheugt mijn hart.’ 19Wij zijn er nu dus nog zekerder van dat het waar is wat de profeten hebben gezegd. U doet er goed aan daarop uw oog te richten als op een lamp die een donker vertrek verlicht. Hun woorden verlichten ons innerlijk, totdat de Morgenster opgaat in ons hart. 20U moet goed onthouden dat niets van wat de profeten in de Boeken hebben gezegd, zonder de hulp van de Heilige Geest kan worden uitgelegd. 21Want zij hebben die woorden niet zelf bedacht, maar de Heilige Geest heeft hen ertoe gedreven namens God te spreken.
Salutation
1Simon Pierre, serviteur et apôtre de Jésus-Christ, salue ceux qui ont reçu le même privilège que nous : la foi. Ils la doivent à Jésus-Christ, notre Dieu et notre Sauveur, car il est juste1.1 Autre traduction : à ceux qui par la justice qui vient de Jésus-Christ, notre Dieu et notre Sauveur, ont reçu en partage le même privilège..
2Que la grâce et la paix vous soient données en abondance par la connaissance de Dieu et de Jésus, notre Seigneur.
L’appel de Dieu et ses effets
3Par sa puissance, en effet, Dieu nous a donné tout ce qu’il faut pour vivre dans la piété, en nous faisant connaître celui qui nous a appelés par la manifestation de sa propre gloire et l’intervention de sa force. 4Ainsi, nous bénéficions des dons infiniment précieux que Dieu nous avait promis. Il a voulu, par ces dons, vous rendre conformes au caractère de Dieu1.4 D’autres comprennent : vous faire vivre en communion avec lui., vous qui avez fui la corruption que les mauvais désirs font régner dans ce monde.
5Pour cette raison même, faites tous vos efforts pour ajouter à votre foi la vertu, à la vertu1.5 C’est-à-dire l’excellence dans le domaine moral. la connaissance, 6à la connaissance la maîtrise de soi, à la maîtrise de soi l’endurance dans l’épreuve, à l’endurance la piété, 7à la piété l’affection fraternelle, et à l’affection fraternelle l’amour.
8Car si vous possédez ces qualités, et si elles grandissent sans cesse en vous, elles vous rendront actifs et vous permettront de connaître toujours mieux notre Seigneur Jésus-Christ. 9Car celui à qui elles font défaut est comme un aveugle, il ne voit pas clair. Il a oublié qu’il a été purifié de ses péchés d’autrefois.
10C’est pourquoi, frères et sœurs, puisque Dieu vous a appelés et choisis, faites d’autant plus d’efforts pour confirmer cet appel et ce choix : car si vous agissez ainsi, vous ne tomberez jamais. 11Ainsi vous seront grandes ouvertes les portes du royaume éternel de notre Seigneur et Sauveur Jésus-Christ.
L’enseignement conforme à la vérité
12Voilà pourquoi je ne cesserai de vous rappeler ces choses, bien que vous les sachiez déjà et que vous soyez fermement attachés à la vérité qui vous a été présentée.
13Mais j’estime juste de vous tenir en éveil par mes rappels, tant que je serai encore de ce monde. 14Car je sais que je vais bientôt quitter ce corps mortel, comme notre Seigneur Jésus-Christ me l’a révélé. 15Cependant, je prendrai grand soin que, même après mon départ, vous vous rappeliez toujours ces choses.
16En effet, nous ne nous sommes pas appuyés sur des histoires habilement inventées, lorsque nous vous avons fait connaître la venue de notre Seigneur Jésus-Christ dans toute sa puissance, mais nous avons vu sa grandeur de nos propres yeux. 17Car Dieu le Père lui a donné honneur et gloire lorsque, dans sa gloire immense, il lui a fait entendre sa voix, qui disait : Voici mon Fils bien-aimé, qui fait toute ma joie. 18Or cette voix, qui était venue du ciel, nous l’avons entendue nous-mêmes, lorsque nous étions avec lui sur la sainte montagne1.18 Pierre fait allusion à la transfiguration. Voir Mt 17.1-5 ; Mc 9.2-7 ; Lc 9.28-35..
19De plus, nous tenons pour d’autant plus certaine la parole des prophètes et vous faites bien de vous y attacher : car elle est comme une lampe qui brille dans un lieu obscur, jusqu’à ce que le jour paraisse et que l’étoile du matin se lève pour illuminer votre cœur. 20Sachez, avant tout, qu’aucune prophétie de l’Ecriture ne peut faire l’objet d’une interprétation personnelle1.20 C’est-à-dire d’une interprétation propre au lecteur.. 21En effet, ce n’est pas par une volonté humaine qu’une prophétie a jamais été apportée, mais c’est portés par le Saint-Esprit que des hommes ont parlé de la part de Dieu.
