2 Koningen 12 – HTB & CCBT

Het Boek

2 Koningen 12:1-21

Joas restaureert de tempel van God

1Zeven jaar nadat Jehu koning over Israël was geworden, werd Joas koning over Juda. Hij regeerde veertig jaar vanuit Jeruzalem. Zijn moeder heette Zibja en was afkomstig uit Berseba. 2Joas deed wat goed was zolang de hogepriester Jojada hem met raad en daad terzijde stond. 3Toch ruimde ook hij de offerplaatsen op de heuvels niet op. De mensen bleven daar gewoon offers en reukwerk verbranden.

4-5 Op een dag zei koning Joas tegen de priesters: ‘Het tempelgebouw moet nodig worden opgeknapt. Steeds als iemand iets voor de Here komt brengen, zowel de vaste bijdrage als een bijzondere gift, moet het worden gebruikt voor de herstelwerkzaamheden.’ 6Maar in zijn drieëntwintigste regeringsjaar was de tempel nog steeds niet opgeknapt. 7Joas riep Jojada en de andere priesters bij zich en vroeg: ‘Waarom hebt u niets aan de tempel gedaan? Gebruik vanaf dit moment de persoonlijke giften die u van vrienden en bekenden krijgt niet meer voor uw eigen behoeften, alles moet nu worden gebruikt om de tempel weer in goede staat te krijgen.’ 8De priesters gingen ermee akkoord dat zij geen giften meer zouden aannemen en gaven de zeggenschap over de restauratie uit handen.

9De priester Jojada boorde een gat in het deksel van een kist en plaatste die aan de rechterkant van het altaar bij de ingang van de tempel. De priesters die wacht hielden bij de deur, deden daar alle giften van de mensen in. 10Elke keer als de kist vol was, deden de boekhouder van de koning en de hogepriester het geld in zakken, wogen het 11-12 en gaven het aan de bouwopzichters. Die betaalden van dat geld de timmerlui, de metselaars, de steenhouwers, de houthandelaren en de steenhandelaren en alle materialen die nodig waren voor de restauratie van de tempel van de Here. 13-14 Het werd dus niet gebruikt voor het maken van zilveren kommen, messen, schalen en trompetten of dergelijke zaken, maar alleen voor de reparatiewerkzaamheden aan het gebouw. 15Van de bouwopzichters werd geen rekening en verantwoording gevraagd, want zij waren eerlijke en betrouwbare mannen. 16Het geld dat werd geschonken voor schuldoffers en zondoffers, werd niet voor de tempel van de Here bestemd, dat bleef voor de priesters.

17Ongeveer in die tijd verklaarde koning Hazaël van Syrië de oorlog aan Gath en nam de stad in. Daarna trok hij verder naar Jeruzalem om ook die stad aan te vallen. 18Koning Joas nam echter alle heilige voorwerpen die zijn voorouders—Josafat, Joram en Ahazia, de koningen van Juda—hadden gewijd, samen met wat hijzelf aan de Here had gewijd en al het goud uit de schatkamers van de tempel en het paleis en stuurde dat naar Hazaël. Die zag toen van verdere belegering af.

19De rest van de geschiedenis van koning Joas staat beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda. 20Zijn officieren smeedden echter een samenzwering tegen hem. Hij werd vermoord in zijn koninklijke residentie bij Millo, aan de weg naar Silla. 21De moordenaars waren Jozabad, de zoon van Simeath, en Jozabad, de zoon van Somer. Beiden waren dienaren van de koning. Hij werd begraven op de koninklijke begraafplaats in Jeruzalem. Zijn zoon Amazia volgde hem op als koning.

Chinese Contemporary Bible (Traditional)

列王紀下 12:1-21

約阿施做猶大王

1以色列耶戶執政第七年,約阿施登基,在耶路撒冷執政四十年。他母親叫西比亞,是別示巴人。 2耶何耶大祭司的教導下,約阿施一生做耶和華視為正的事。 3但他沒有拆毀邱壇,人們仍在那裡獻祭燒香。

4約阿施對祭司們說:「你們要收集那些奉獻到耶和華殿的聖銀,即人口普查時收取的銀子、個人還願的銀子和自願奉獻的銀子。 5每位祭司要從奉獻的人手中收取銀子,用來修殿。」 6可是,直到約阿施執政第二十三年,祭司仍未動工。 7約阿施召來耶何耶大祭司及其他祭司,對他們說:「你們為什麼還不修殿呢?不要再向奉獻的人收銀子了,要把所收的銀子交出來修殿。」 8祭司們答應不再向民眾收錢,但也不動工修殿。

9耶何耶大祭司在耶和華殿的入口右邊的祭壇旁放了一個箱子,箱蓋上開了個洞。守門的祭司將奉獻到耶和華殿的所有銀子放進箱子裡。 10箱子裡的銀子多了,王的書記和大祭司就把銀子點好,裝在袋子裡。 11他們將秤好的銀子交給修耶和華殿的督工。督工把報酬轉交給在殿裡工作的木匠、建築工人、 12泥水匠和石匠,購買修耶和華殿用的木料和鑿好的石頭,並支付其他的修殿費用。 13獻到耶和華殿裡的銀子沒有用於製造殿裡的銀碗、蠟剪、盆、號及其他金銀器皿, 14只用於修殿。 15督工們辦事忠誠可靠,不需要跟他們清算賬目。 16贖過祭和贖罪祭的銀子沒有帶到耶和華的殿裡,而是歸給祭司。

17那時,亞蘭哈薛攻陷了迦特,準備進攻耶路撒冷18猶大約阿施把先王約沙法約蘭亞哈謝和他自己奉獻的聖物以及耶和華殿裡和王宮庫房裡的所有金子都送給了亞蘭哈薛哈薛便從耶路撒冷退兵。

19約阿施其他的事及其一切作為都記在猶大的列王史上。 20約阿施的臣僕謀反,在去悉拉途中的米羅宮殺了他。 21殺他的是示米押的兒子約撒甲朔默的兒子約薩拔約阿施葬在大衛城他的祖墳裡。他兒子亞瑪謝繼位。