De dag dat Jezus Christus terugkomt
1Ik hoef u niet te schrijven wanneer en onder welke omstandigheden dit allemaal zal gebeuren, vrienden. 2U weet immers dat de grote dag van de Here geheel onverwacht komt, als een dief in de nacht. 3Terwijl de mensen zeggen: ‘Er is rust en vrede, er dreigt geen enkel gevaar,’ zal de vernietiging hen plotseling overvallen, zoals de weeën een zwangere vrouw. Zij zullen nergens heen kunnen vluchten.
4Broeders en zusters, u leeft echter niet in het donker. Die dag zal u niet overvallen als een dief. 5Want u bent allemaal kinderen van het licht, kinderen van de dag. Wij hebben niets te maken met de nacht en het donker. 6Daarom moeten wij altijd op onze hoede zijn en niet slapen zoals de anderen. Kijk naar die dag uit en blijf nuchter. 7In de nacht slapen de mensen en bedrinken dronkaards zich. 8Maar laten wij die bij de dag horen, nuchter blijven. Wij moeten onszelf beschermen met het harnas van geloof en liefde, en met de helm van de hoop op het heil. 9Want God heeft ons niet bestemd om door Hem bestraft te worden, maar om gered te worden door onze Here Jezus Christus. 10Jezus is voor ons gestorven om ons voor altijd met Hem te laten leven, of we bij zijn terugkeer nu al gestorven of nog in leven zijn. 11Blijf elkaar dus bemoedigen en versterken, maar dat doet u al.
12Broeders en zusters, wij vragen u respect te hebben voor uw leiders die door de Here zijn aangewezen. Zij verrichten veel werk onder u en wijzen u terecht waar dat nodig is. 13Geef hun veel waardering en houd van hen, omdat zij zoveel voor u doen. Leef met elkaar in vrede.
14Vrienden, u moet de mensen die hun plicht verzaken, heel ernstig waarschuwen. Help en steun hen die bang zijn, ook de zwakken. Heb geduld met iedereen. 15Let erop dat niemand kwaad met kwaad vergeldt, maar wees altijd goed voor elkaar en voor anderen.
16Wees ook altijd blij. 17Bid onophoudelijk. 18Wat er ook gebeurt, dank altijd God, want Hij wil dat u als christenen zo leeft.
19Verdrijf de Heilige Geest niet uit uw hart. 20Veracht niet wat namens God gezegd wordt. 21U moet alles wat gezegd en gedaan wordt, op zijn echtheid beproeven en alles wat goed is, vasthouden. 22Vermijd alles wat slecht is.
23Laat het zo zijn dat de God van de vrede u volledig voor Zichzelf afzondert en dat uw hele wezen—geest, ziel en lichaam—zuiver blijft tot de komst van onze Here Jezus Christus. 24En Hij die u geroepen heeft, is trouw en zal doen wat Hij beloofd heeft.
25Broeders en zusters, bid voor ons. 26Groet alle gelovigen die bij u zijn met een heilige kus. 27En in naam van de Here draag ik u op deze brief aan hen allen voor te lezen. 28Ik wens u de genade van onze Here Jezus Christus toe.
1Quant à l’époque et au moment de ces événements, vous n’avez pas besoin, frères et sœurs, qu’on vous écrive à ce sujet : 2vous savez fort bien vous-mêmes que le jour du Seigneur viendra de façon aussi inattendue qu’un voleur en pleine nuit5.2 Voir Mt 24.43 et Lc 12.39..
3Lorsque les gens diront : « Paix et sécurité ! », alors la ruine fondra subitement sur eux, comme les douleurs saisissent la femme enceinte, et aucun n’échappera.
4Mais vous, frères et sœurs, vous n’êtes pas dans les ténèbres pour que le jour du Seigneur vous surprenne comme un voleur. 5Car vous êtes tous enfants de la lumière, enfants du jour. Nous n’appartenons ni à la nuit ni aux ténèbres. 6Ne dormons donc pas comme le reste des hommes, mais restons vigilants et faisons preuve de modération.
7Ceux qui dorment, dorment la nuit, et ceux qui s’enivrent, s’enivrent la nuit. 8Mais nous qui sommes enfants du jour, faisons preuve de modération : revêtons-nous de la cuirasse de la foi et de l’amour, et mettons le casque de l’espérance du salut5.8 Es 59.17.. 9Car Dieu ne nous a pas destinés à connaître sa colère, mais à posséder le salut par notre Seigneur Jésus-Christ : 10il est mort pour nous afin que, vivants ou morts, nous entrions ensemble, avec lui, dans la vie. 11C’est pourquoi encouragez-vous les uns les autres et aidez-vous mutuellement à grandir dans la foi, comme vous le faites déjà.
Recommandations
12Nous vous demandons, frères et sœurs, d’apprécier ceux qui travaillent parmi vous, qui vous dirigent au nom du Seigneur et qui vous avertissent. 13Témoignez-leur une grande estime et de l’affection à cause de leur travail. Vivez en paix entre vous.
14Nous vous le recommandons, frères et sœurs : avertissez ceux qui mènent une vie déréglée, réconfortez ceux qui sont découragés, soutenez les faibles, soyez patients envers tous. 15Veillez à ce que personne ne rende le mal pour le mal mais, en toute occasion, recherchez le bien, dans vos rapports mutuels comme envers tous les hommes.
16Soyez toujours dans la joie. 17Priez sans cesse. 18Remerciez Dieu en toute circonstance : telle est pour vous la volonté que Dieu a exprimée en Jésus-Christ.
19N’éteignez pas l’action de l’Esprit : 20ne méprisez pas les prophéties ; 21au contraire, examinez toutes choses, retenez ce qui est bon, 22et gardez-vous de ce qui est mauvais, sous quelque forme que ce soit.
Prière et salutation
23Que le Dieu de paix vous rende lui-même entièrement saints et qu’il vous garde parfaitement esprit, âme et corps5.23 D’autres comprennent : et qu’il garde votre être entier, c’est-à-dire l’esprit, l’âme et le corps… pour que vous soyez irréprochables lors de la venue de notre Seigneur Jésus-Christ.
24Celui qui vous appelle est fidèle et c’est lui qui accomplira tout cela.
25Frères et sœurs, priez aussi pour nous.
26Saluez-vous entre vous par un baiser fraternel.
27Je vous en conjure par le Seigneur : que cette lettre soit lue à tous les frères et sœurs.
28Que la grâce de notre Seigneur Jésus-Christ soit avec vous.
