1 Crónicas 22 – CST & HTB

Nueva Versión Internacional (Castilian)

1 Crónicas 22:1-19

1Entonces dijo David: «Aquí se levantará el templo de Dios el Señor, y también el altar donde Israel ofrecerá el holocausto».

Preparativos para el templo

2Luego David ordenó que se reuniera a los extranjeros que vivían en territorio israelita. De entre ellos nombró canteros que labraran piedras para la construcción del templo de Dios. 3Además, David juntó mucho hierro para los clavos y las bisagras de las puertas, y bronce en abundancia. 4También amontonó mucha madera de cedro, pues los habitantes de Sidón y de Tiro le habían traído madera de cedro en abundancia.

5«Mi hijo Salomón —pensaba David— es muy joven e inexperto, y el templo que hay que construir para el Señor debe ser el más grande y famoso de toda la tierra; por eso se lo dejaré todo listo». Así que, antes de morir, David lo dejó todo listo.

6Luego llamó a su hijo Salomón y le encargó construir el templo para el Señor, Dios de Israel. 7David le dijo a Salomón: «Hijo mío, yo tenía la intención de construir un templo para honrar al Señor mi Dios. 8Pero el Señor me dijo: “Ante mis propios ojos has derramado mucha sangre y has hecho muchas guerras en la tierra; por eso no serás tú quien me construya un templo. 9Pero tendrás un hijo que será un hombre pacífico; yo haré que los países vecinos que sean sus enemigos lo dejen en paz; por eso se llamará Salomón.22:9 En hebreo, Salomón suena como la palabra que significa paz. Durante su reinado, yo le daré a Israel paz y tranquilidad. 10Él será quien me construya un templo. Él será para mí como un hijo, y yo seré para él como un padre. Yo afirmaré para siempre el trono de su reino en Israel”.

11»Ahora, hijo mío, que el Señor tu Dios te ayude a construir su templo, tal como te ha prometido. 12Que te dé prudencia y sabiduría para que, cuando estés al frente de Israel, obedezcas su ley. Él es el Señor tu Dios. 13Si cumples las leyes y normas que el Señor le entregó a Israel por medio de Moisés, entonces te irá bien. ¡Sé fuerte y valiente! ¡No tengas miedo ni te desanimes!

14»Mira, con mucho esfuerzo he logrado conseguir para el templo del Señor tres mil trescientas toneladas de oro, treinta y tres mil toneladas de plata22:14 tres mil trescientas … plata. Lit. cien mil talentos de oro, un millón de talentos de plata. y una incontable cantidad de bronce y de hierro. Además, he conseguido madera y piedra, pero tú debes adquirir más. 15También cuentas con una buena cantidad de obreros: canteros, albañiles, carpinteros, y expertos en toda clase de trabajos 16en oro, plata, bronce y hierro. Así que, ¡pon manos a la obra, y que el Señor te acompañe!»

17Después David les ordenó a todos los jefes de Israel que colaboraran con su hijo Salomón. 18Les dijo: «El Señor vuestro Dios está con vosotros, y os ha dado paz en todo lugar. Él ha entregado en mi poder a los habitantes de la región, y estos han quedado sometidos al Señor y a su pueblo. 19Ahora, pues, buscad al Señor vuestro Dios de todo corazón y con toda el alma. Comenzad la construcción del santuario de Dios el Señor, para que trasladéis el arca del pacto y los utensilios sagrados al templo que se construirá en su honor».

Het Boek

1 Kronieken 22:1-19

Voorbereidingen voor de bouw van de tempel

1David zei: ‘Precies hier op deze plaats zal ik het huis van de Here God bouwen en een altaar plaatsen voor de brandoffers van Israël.’ 2David trok alle in Israël verblijvende vreemdelingen aan om grote vierkante steenblokken te maken voor de tempel. 3Hij zorgde ook dat een grote hoeveelheid ijzer werd bijeengebracht voor de productie van de enorme aantallen spijkers die nodig waren voor de poorten en de scharnieren, tevens zorgde hij voor zoveel koper dat het te veel was om te wegen. 4Uit Tyrus en Sidon bracht men ontelbare hoeveelheden cederhout bij David. 5‘Mijn zoon Salomo is jong en nog niet zo sterk,’ zei David, ‘en het huis van de Here moet een prachtig bouwwerk worden, beroemd en bewonderd door de hele wereld, daarom begin ik alvast met de voorbereidingen.’ En zo bracht David nog vóór zijn dood alle bouwmaterialen bijeen.

6Daarna gaf hij zijn zoon Salomo opdracht een tempel te bouwen voor de Here, de God van Israël. 7‘Ik had graag zelf een huis willen bouwen ter ere van de Here, mijn God,’ vertelde David hem, 8‘maar de Here zei dat ik dat niet moest doen. “U hebt te veel mensen gedood in grote veldslagen,” zei Hij tegen mij. “Ik heb gezien hoe u de grond rood hebt gemaakt van het bloed, daarom bent u niet geschikt om mijn huis te bouwen. 9Maar Ik zal u een zoon geven die een man van vrede zal zijn. Ik zal hem namelijk vrede geven met zijn vijanden in de omringende landen. Zijn naam zal Salomo zijn (wat ‘vredig’ betekent) en Ik zal Israël rust en vrede geven tijdens zijn bewind. 10Hij zal mijn huis bouwen en Ik zal hem behandelen als mijn eigen zoon en zijn Vader zijn. Ik zal ervoor zorgen dat zijn zonen en hun nakomelingen zullen regeren over elke generatie van Israël.” 11Daarom, mijn zoon, bid ik dat de Here met je is en Hij je voorspoed zal geven en dat je zult doen wat Hij je heeft opgedragen en het huis van de Here zult bouwen. 12En moge de Here je inzicht en wijsheid geven bij het naleven van al zijn wetten, wanneer Hij je koning van Israël maakt. 13Want als je de regels en aanwijzingen die Hij Israël door Mozes gaf, zorgvuldig naleeft, zul je voorspoed hebben. Wees sterk en moedig, onbevreesd en enthousiast. 14Door hard werken heb ik zoʼn drieduizend ton goud en dertigduizend ton zilver bijeengebracht en zoveel ijzer en koper dat ik het niet eens meer kan wegen. Tevens heb ik gezorgd voor hout en steen voor de muren. Het is jouw taak dat nog aan te vullen. 15Je hebt veel ervaren metselaars, timmerlui en andere bekwame handwerkslieden tot je beschikking. 16Er is dus meer dan voldoende goud, zilver, koper en ijzer. Ga daarom aan het werk en de Here zal met je zijn.’

17Daarna gaf David alle leiders van Israël opdracht zijn zoon Salomo bij deze enorme onderneming te helpen. 18‘De Here, uw God, is zeer goed voor u,’ verklaarde hij. ‘Hij heeft u vrede gegeven met de omringende landen die ik heb veroverd voor de Here en zijn volk. 19Doe daarom uw uiterste best de Here, uw God, in alles te gehoorzamen en begin met de bouw van de tempel van de Here. Dan kunt u binnenkort de ark en de andere heilige voorwerpen daarin onderbrengen.’