Kupambana kwa Chikondi
1Ngakhale nditamayankhula mʼmalilime a anthu ndi a angelo, koma ngati ndilibe chikondi, ndili ngati chinganga chaphokoso kapena ngati chitsulo chosokosera. 2Ngati ndili ndi mphatso ya uneneri, nʼkumazindikira zinsinsi ndi kudziwa zonse, ndipo ngati ndili ndi chikhulupiriro chosuntha mapiri, koma wopanda chikondi, ine sindili kanthu. 3Ngati ndipereka zanga zonse kwa osauka ndi kupereka thupi langa kuti alitenthe, koma ngati ndilibe chikondi, ine sindipindula kanthu.
4Chikondi nʼcholeza mtima, chikondi nʼchokoma mtima, chilibe nsanje, sichidzikuza, sichidzitamandira. 5Chikondi chilibe mwano, sichodzikonda, sichipsa mtima msanga, sichisunga mangawa. 6Chikondi sichikondwera ndi zoyipa koma chimakondwera ndi choonadi. 7Chimatchinjiriza nthawi zonse, chimakhulupirika nthawi zonse, chimakhala ndi chiyembekezo nthawi zonse, chimapirira nthawi zonse.
8Chikondi ndi chosatha. Koma mphatso ya uneneri idzatha, pamene pali kuyankhula malilime adzatha, pamene pali chidziwitso chidzatha. 9Pakuti timadziwa zinthu pangʼono chabe ndipo timanenera pangʼono chabe. 10Koma changwiro chikadzaoneka ndipo chopereweracho chidzatha. 11Pamene ndinali mwana ndinkayankhula ngati mwana, ndinkaganiza ngati mwana, ndinkalingalira ngati mwana. Koma nditakula, zonse zachibwana ndinazisiya. 12Pakuti tsopano tiona zinthu mosaoneka bwino ngati mʼgalasi loonera; kenaka tidzaziona maso ndi maso. Tsopano ndidziwa mosakwanira koma kenaka ndidzadziwa mokwanira, monga mmene Mulungu akundidziwira ine.
13Ndipo tsopano zatsala zinthu zitatu: chikhulupiriro, chiyembekezo ndi chikondi. Koma chachikulu pa zonsezi ndi chikondi.
De liefde van God
1Als ik wel de talen van mensen en engelen zou spreken, maar geen liefde heb, klink ik als een dreunende gong of een schelle cimbaal. 2Als ik Gods woord doorgeef, alle geheimen doorgrond, alles weet wat er te weten is en al het geloof heb, zodat ik bergen kan verzetten, maar geen liefde heb, ben ik niets. 3Als ik mijn bezittingen stuk voor stuk uitdeel en mijn lichaam geef om te worden verbrand, maar geen liefde heb, dan heb ik er niets aan.
4De liefde is geduldig, de liefde is vriendelijk, de liefde is niet jaloers. Zij doet niet gewichtig en is niet trots, 5zij kwetst niet, is niet egoïstisch en voelt zich nooit beledigd, zij neemt niemand iets kwalijk, 6zij is niet blij met onrecht, maar juist met de waarheid.
7De liefde beschermt altijd, heeft altijd vertrouwen, verwacht het altijd van God en houdt stand. 8Aan de liefde komt nooit een einde. Het spreken namens God zal eens niet meer nodig zijn, het spreken in klanktalen zal ophouden, kennis zal dan niet meer worden gevraagd. 9Want wat wij weten, is onvolledig, en wat wij namens God zeggen, is gebrekkig. 10Maar wanneer het blijvende en volmaakte komt, is dat het einde van het gebrekkige en onvolmaakte.
11Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind en redeneerde ik als een kind. Maar nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke voorgoed achter mij gelaten. 12Nu hebben wij nog geen heldere kijk op Christus, maar later zullen wij oog in oog met Hem staan. Ik ken Hem nu nog niet volkomen, maar dan zal ik Hem volledig kennen, zoals Hij mij door en door kent. 13Kortom, er zijn drie dingen die blijven: geloof, hoop en liefde. Maar de liefde is het voornaamste.
