約書亞記 10 – CCBT & HTB

Chinese Contemporary Bible (Traditional)

約書亞記 10:1-43

太陽停止

1耶路撒冷亞多尼·洗德聽說約書亞奪取並毀滅了城,像對付耶利哥耶利哥王一樣對付城和城的王,又聽說基遍人已經跟以色列人立了盟約,住在他們中間, 2便大為恐懼。因為基遍是一座大城,宏偉得像座都城,比城更大,城中的人都驍勇善戰。 3耶路撒冷亞多尼·洗德便派遣使者去見希伯崙何咸耶末毗蘭拉吉雅非亞伊磯倫底璧,說: 4「求你們上來幫助我攻打基遍,因為這城已經與約書亞以色列人立了和約。」 5這五位亞摩利王便聯合起來,率領他們所有的軍隊在基遍附近紮營,攻打基遍

6基遍人派人去吉甲告訴約書亞說:「住在山區的亞摩利眾王正聯合起來攻打我們,求你趕快來救我們!不要不顧你的僕人。」 7於是,約書亞便率領他的全軍,包括所有的精兵,從吉甲上去。 8耶和華對約書亞說:「不要害怕,我已經把他們交在你手中,他們沒有一人能抵擋你。」 9約書亞吉甲出發,連夜趕路,突襲敵人。 10耶和華使亞摩利聯軍陣腳大亂,以色列人就在基遍大敗敵軍,在去伯·和崙的上坡路上追殺他們,一直追到亞西加瑪基大11敵人在從伯·和崙亞西加的下坡路上逃竄的時候,耶和華降下大冰雹,被冰雹砸死的人比以色列人用刀殺死的還要多。

12耶和華將亞摩利人交在以色列人手中,那天約書亞當眾向耶和華禱告:

「太陽啊,停在基遍

月亮啊,停在亞雅崙谷!」

13果然太陽停住了,

月亮也不動了,

直到以色列人殺敗敵人。

《雅煞珥書》記載了這事。約有一天的時間,太陽停留在天空,沒有西沉。 14耶和華這樣垂聽一個人的祈求是空前絕後的,這是因為耶和華要為以色列爭戰。

15後來,約書亞率領以色列軍返回了吉甲的營地。

亞摩利五王被殺

16那五王逃進瑪基大的山洞裡,躲藏起來。 17有人告訴約書亞那五個王藏在瑪基大的山洞裡, 18約書亞便下令說:「滾幾塊大石頭堵住洞口,派人看守。 19你們不可停下來,要繼續追殺敵人,不要讓他們逃回城,你們的上帝耶和華已經把他們交在你們手中了。」 20約書亞以色列人把敵人殺得大敗,幾乎全軍覆沒,一些殘餘都逃進了堅固的城壘。 21以色列人都安然無恙地回到約書亞駐紮的瑪基大營。再也沒有人敢威脅以色列人了。

22約書亞說:「打開洞口,把裡面的五個王押出來見我。」 23眾人便把耶路撒冷王、希伯崙王、耶末王、拉吉王、伊磯倫王從洞裡押出來,帶到約書亞面前。 24約書亞召來全體以色列人,然後對那些跟他一起出征的將領說:「你們上前來,用腳踏在這些王的頸上。」各將領便照著約書亞的吩咐做了。 25約書亞對他們說:「你們不要害怕,也不要驚慌,應該剛強勇敢,因為耶和華要使你們所有的仇敵都落此下場。」 26隨後約書亞將這五個王殺死,把屍體分別掛在五棵樹上,直到傍晚。 27日落時,約書亞才下令把屍體放下,丟在他們先前躲藏的山洞裡,用大石頭堵住洞口,石頭至今還在那裡。

28約書亞在當天佔領了瑪基大,把瑪基大王和所有的居民都殺了,一個沒留。他對待瑪基大王跟以前對待耶利哥王一樣。

29約書亞以色列軍又從瑪基大出發,去攻打立拿30耶和華將立拿城和立拿王交在以色列人手中,他們殺了全城的人,一個沒留。他們對待立拿王跟以前對待耶利哥王一樣。

31約書亞以色列軍從立拿前往拉吉,他們在城外紮營,攻打拉吉32耶和華將拉吉交在以色列人手中,第二天約書亞便攻佔了拉吉,殺了全城的人,就像在立拿所行的一樣。 33基色何蘭前來支持拉吉,結果也被約書亞殺得一個不剩。

34約書亞又率領以色列全軍從拉吉前往伊磯倫,在城外紮營,攻打伊磯倫35他們當天就攻陷該城,殺了城內所有的人,就像在拉吉所行的一樣。

36約書亞和全體以色列人又從伊磯倫去攻打希伯崙37他們攻陷該城及其附屬城邑,殺了希伯崙王和城邑中的居民,一個沒留,就像在伊磯倫所行的一樣。

38然後,約書亞和全體以色列人再回兵攻打底璧39攻取了該城及其附屬城邑,擒獲底璧王,殺了城中所有的人,一個沒留,就像對待希伯崙立拿立拿王一樣。

40這樣,約書亞征服了整個地區,包括山區、南地、丘陵和山坡,按照以色列的上帝耶和華的吩咐殺了當地的諸王和所有的居民,一個沒留。 41約書亞征服了各地,從加低斯·巴尼亞加薩歌珊全境,直到基遍42約書亞能一鼓作氣殺敗諸王,征服他們的土地,都是因為有以色列的上帝耶和華為以色列人爭戰。 43之後,約書亞率領以色列人回到吉甲的營地。

Het Boek

Jozua 10:1-43

En de zon stond stil…

1Koning Adoni-Zedek van Jeruzalem hoorde hoe Jozua de stad Ai had ingenomen en verwoest. De koning van Ai was, net als die van Jericho, omgebracht. Ook vernam hij dat de inwoners van Gibeon vrede hadden gesloten met Israël en nu hun bondgenoten waren. 2De angst sloeg hem om het hart, want Gibeon was een belangrijke stad, net zo groot als de koninklijke steden en veel groter dan Ai. En haar mannen stonden bekend als dappere soldaten. 3Daarom stuurde koning Adoni-Zedek boodschappers naar enkele andere koningen: Hoham van de stad Hebron, Piream van Jarmuth, Jafia van Lachis en Debir van Eglon. 4‘Kom mij helpen om Gibeon te vernietigen,’ vroeg hij hun dringend, ‘want zij hebben vrede gesloten met Jozua en het volk van Israël.’ 5Zo brachten deze vijf koningen hun legers samen. Ze namen met al hun troepen stellingen in tegen Gibeon en openden de aanval.

6Snel zonden de Gibeonieten toen boodschappers naar Jozua bij Gilgal. ‘Laat uw dienaars niet in de steek,’ smeekten zij. ‘Kom snel en red ons! Alle koningen van de Amorieten die in de heuvels wonen, hebben hun legers tegen ons samengevoegd.’ 7Jozua aarzelde niet. Korte tijd later verliet hij met het Israëlitische leger Gilgal om Gibeon te hulp te komen. 8‘Wees niet bang voor hen,’ zei de Here tegen Jozua, ‘want Ik heb hen al aan u overgegeven om hen te vernietigen. Niet één van hen zal het tegen u kunnen opnemen.’ 9Jozua trok gedurende de nacht verder en verraste de vijandelijke legers volkomen. 10De Here zaaide paniek onder hen, waardoor het Israëlitische leger hun een enorme nederlaag kon toebrengen. De overigen werden achtervolgd in de richting van Bet-Horon en werden verslagen tot helemaal bij Azeka en Makkeda. 11Toen de vijandelijke troepen vluchtend voor Israël de heuvel van Bet-Horon afdaalden naar Azeka, liet de Here zware hagelstenen vanuit de hemel op hen neerregenen en er stierven er meer door de hagelstenen dan door het zwaard van de Israëlieten. 12Terwijl de mannen van Israël de vijand achtervolgden en doodden, bad Jozua hardop: ‘Laat de zon boven Gibeon stilstaan en laat de maan blijven staan boven het dal van Ajalon!’ 13En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het Israëlitische leger de vijand had vernietigd! Deze gebeurtenis staat uitgebreider beschreven in het Boek van de Oprechten. Zo bleef de zon een hele dag stilstaan aan de hemel! 14Zoʼn dag was er nog nooit geweest en is sindsdien ook nooit meer voorgekomen, de Here liet zon en maan stilstaan door het gebed van slechts één man. Hij streed immers aan de kant van de Israëlieten. 15Daarna gingen Jozua en het Israëlitische leger terug naar Gilgal.

16De vijf koningen waren gevlucht en hielden zich schuil in een grot bij Makkeda. 17Toen aan Jozua werd gemeld dat zij waren gevonden, 18beval hij die grot met grote stenen af te sluiten en er een gewapende wacht bij te zetten. 19De rest van het leger kreeg van Jozua het bevel de vijand te achtervolgen en hen van achteren aan te vallen en neer te slaan. ‘Zorg ervoor dat zij niet naar hun steden kunnen terugkeren, want de Here zal u helpen hen volledig te vernietigen,’ zei hij. 20Jozua en het Israëlitische leger hervatten de veldslag en vernietigden de vijf legers. Slechts een klein aantal vijanden wist zich in veiligheid te brengen binnen de versterkte steden. 21Zonder ook maar één man te hebben verloren, keerden de Israëlieten daarna terug naar hun kamp bij Makkeda. Vanaf dat moment dacht niemand er meer over het volk Israël te bedreigen. 22-23 Jozua gaf zijn mannen hierna opdracht de steen voor de ingang van de grot weg te halen en de vijf koningen van Jeruzalem, Hebron, Jarmuth, Lachis en Eglon eruit te laten. 24Hij zei tegen zijn legeraanvoerders dat zij hun voet op de nek van de koningen moesten zetten. 25‘Wees nooit bang en laat de moed nooit varen,’ zei Jozua tegen zijn mannen. ‘Wees sterk en moedig, want de Here gaat ditzelfde met al uw vijanden doen.’ 26Daarna doodde Jozua de vijf koningen en liet hen aan vijf bomen ophangen, waar ze tot het vallen van de avond bleven hangen. 27Tegen zonsondergang gaf Jozua opdracht hun lijken eraf te halen en in de grot te gooien, waar zij zich eerder hadden verborgen. Voor de ingang van de grot werd een grote hoop stenen opgestapeld. Die steenhoop staat er nu nog.

28Nog diezelfde dag nam Jozua de stad Makkeda in, maakte die met de grond gelijk en doodde haar koning en inwoners. Er bleef niemand uit die stad in leven. 29Daarna trokken de Israëlieten naar Libna. 30Ook daar gaf de Here hun de stad en haar koning in handen. De bevolking werd tot de laatste man gedood net als in Jericho. 31Van Libna ging Jozua naar Lachis om ook die stad aan te vallen. 32Op de tweede dag schonk de Here hun de overwinning over Lachis en ook hier werd de hele bevolking gedood, net als in Libna. 33Tijdens de aanval op Lachis kwam koning Horam van Gezer met zijn leger om de stad te helpen. Jozuaʼs mannen maakten echter korte metten met hem en zijn leger en doodden iedereen. 34-35 Daarna nam het Israëlitische leger in één dag de stad Eglon in en doodde de hele bevolking, net zoals in Lachis was gebeurd. 36Na met Eglon te hebben afgerekend, trokken zij naar Hebron, 37namen de stad en de haar omringende dorpen in en doodden ook daar de hele bevolking. Niemand werd in leven gelaten. 38Vervolgens keerden zij om naar Debir. 39Deze stad veroverden zij snel, evenals de dorpen in de omgeving. Ook hier werd iedereen gedood.

40Zo onderwierp Jozua met zijn leger het hele land, het bergland, de Negev, de laagvlakte en de uitlopers van het gebergte, met al hun vorsten. Zij doodden iedereen in het land, precies zoals de Here, de God van Israël, had opgedragen. 41Jozua behaalde overwinningen van Kades-Barnea tot Gaza en van Gosen tot Gibeon. 42Alles werd in één veldtocht veroverd, omdat de Here, de God van Israël, voor zijn volk streed. 43Na afloop keerden Jozua en zijn leger terug naar hun kamp bij Gilgal.