歷代志上 4 – CCBT & HTB

Chinese Contemporary Bible (Traditional)

歷代志上 4:1-43

復述猶大的後裔

1猶大的兒子是法勒斯希斯崙迦米戶珥朔巴2朔巴的兒子利亞雅雅哈雅哈亞戶買拉哈。他們都屬於瑣拉人的宗族。 3以坦的兒子4·3 兒子」希伯來文是「父親」。耶斯列伊施瑪伊得巴,女兒名叫哈悉勒玻尼4基多的父親是毗努伊勒戶沙的父親是以謝珥。這些人都是伯利恆的父親、以法她的長子戶珥的後代。 5提哥亞的父親亞施戶有兩個妻子,一個名叫希拉,一個名叫拿拉6拿拉給他生了亞戶撒希弗提米尼哈轄斯他利。這些都是拿拉的兒子。 7希拉的兒子是洗列瑣轄伊提南8哥斯亞諾瑣比巴,他也是哈倫的兒子亞哈黑宗族的祖先。 9雅比斯比他的眾弟兄尊貴,他母親給他取名叫雅比斯,意思是:「我生他時非常痛苦」。 10雅比斯以色列的上帝禱告說:「願你賜福給我,擴大我的疆土,與我同在,使我遠離患難和痛苦。」上帝答應了他的祈求。

11書哈的弟兄基綠米黑米黑伊施屯的父親。 12伊施屯伯拉巴巴西亞提欣拿提欣拿珥拿轄的父親。這些都是利迦人。 13基納斯的兒子是俄陀聶西萊雅俄陀聶的兒子是哈塔憫挪太14憫挪太俄弗拉西萊雅革·夏納欣人的祖先約押。他們都是工匠。 15耶孚尼的兒子是迦勒迦勒的兒子是以路以拉拿安以拉的兒子是基納斯16耶哈利勒的兒子是西弗西法提利亞撒列17以斯拉的兒子是益帖米列以弗雅倫米列娶了法老的女兒比提雅為妻,她給米列生了米利暗沙邁以實提摩的父親益巴18米列還娶了一個猶大人為妻,她生了基多的父親雅列梭哥的父親希伯撒挪亞的父親耶古鐵19荷第雅的妻子是拿含的妹妹,她的兒子們是迦米基伊拉瑪迦以實提摩的父親。 20示門的兒子是暗嫩林拿便·哈南提倫以示的兒子是梭黑便·梭黑

21猶大有個兒子名叫示拉示拉的後代是利迦的父親瑪利沙的父親拉大、在亞實比織細麻布的各家族、 22約敬哥西巴人、約阿施以及統治摩押雅叔比利恆薩拉。這都是古代的記錄。 23他們都是住在尼他英基低拉的陶匠,他們在那裡為王效力。

西緬的後裔

24西緬的兒子是尼姆利雅憫雅立謝拉掃羅25掃羅的兒子是沙龍沙龍的兒子是米比衫米比衫的兒子是米施瑪26米施瑪的兒子是哈姆利哈姆利的兒子是撒刻撒刻的兒子是示每27示每有十六個兒子和六個女兒,他弟兄的兒女不多。他們整個宗族的人不如猶大宗族的人多。 28西緬人住在別示巴摩拉大哈薩·書亞29辟拉以森陀臘30彼土利何珥瑪洗革拉31伯·瑪嘉博哈薩·蘇撒伯·比利沙拉音。在大衛做王以前,這些都是西緬人的城邑。 32他們還有五座城邑:以坦亞因臨門陀健亞珊33以及這些城附近的村莊,遠至巴力。這些都是他們的住處。他們有自己的家譜。

34西緬的後代還有米所巴雅米勒亞瑪謝的兒子約沙35約珥約示比的兒子耶戶約示比西萊雅的兒子,西萊雅亞薛的兒子。 36西緬的後代還有以利約乃雅哥巴約朔海亞帥雅亞底業耶西篾比拿雅37示非的兒子細撒示非亞龍的兒子,亞龍耶大雅的兒子,耶大雅申利的兒子,申利示瑪雅的兒子。 38以上所提的這些人都是族長,各宗族都人丁興旺。 39他們前往平原東邊的基多谷尋找牧羊的草場, 40找到了一片肥沃的草場,又遼闊又安靜。從前族人在那裡居住。 41猶大希西迦執政期間,以上這些西緬人的族長來攻打族人的駐地和那裡所有的米烏尼人,消滅了他們,佔據了那裡,一直住到今天,因為那裡有可以牧羊的草場。 42有五百個西緬人在以示的兒子毗拉提尼利雅利法雅烏薛的帶領下前往西珥山, 43剷除了殘餘的亞瑪力人,從此定居在那裡,直到今日。

Het Boek

1 Kronieken 4:1-43

De nakomelingen van Juda

1Dit zijn de zonen van Juda: Peres, Hezron, Karmi, Hur en Sobal. 2Sobals zoon Reaja was de vader van Jahath, die Ahumai en Lahad als zonen had. Deze stonden bekend als de Zorathieten. 3-4 De zoon van Hur, de oudste zoon van Efrata, die de vader van Bethlehem was, had de volgende nakomelingen: Etam, Jizreël, Jisma, Jidbas, Hazlelponi (een dochter), Pnuël, de vader van Gedor, en Ezer, de vader van Husa. 5Ashur, de vader van Tekoa, had twee vrouwen: Hela en Naära. 6Naära bracht Ahuzzam, Chefer, Temeni en Ahastari ter wereld. 7Hela kreeg Zereth, Jezohar en Ethnan. 8Koz was de vader van Anub en Hazobeba en tevens de voorvader van de familie die werd genoemd naar Aharhel, de zoon van Harum. 9Jabez genoot het meeste aanzien van zijn broers. Zijn moeder noemde hem Jabez omdat de bevalling zo moeilijk verliep. 10Hij was degene die de God van Israël vroeg: ‘Och, zegent U mij alstublieft! Help mij met wat ik doe, opdat mijn bezittingen worden uitgebreid. Bewaar mij voor het kwaad en alle onheil.’ En God voldeed aan dat verzoek.

11-12 De nakomelingen van Reka waren Kelub, de broer van Suha, wiens zoon Mehir de vader van Eston was. Eston was de vader van Bethrafa, Paseah en Tehinna. Tehinna was de vader van Ir-Nachas. 13De zonen van Kenaz waren Othniël en Seraja. Othniëls zonen waren Hathath en Meonothai. 14Meonothai was de vader van Ofra. Seraja was de vader van Joab, de voorvader van de bewoners van het Handwerkersdal, dat zijn naam ontleende aan de vele handwerkslieden die daar woonden.

15De zonen van Kaleb, de zoon van Jefunne, waren Iru, Ela en Naäm. Tot de zonen van Ela behoorde Kenaz. 16Jehallelels zonen waren Zif, Zifa, Tirea en Asareël. 17Ezraʼs zonen waren Jether, Mered, Efer en Jalon. Mered trouwde met Bithja, een Egyptische prinses. Zij was de moeder van Mirjam, Sammai en Jisbah, de voorvader van Estemoa. 18Estemoaʼs vrouw uit Juda was de moeder van Jered, Eber en Jekuthiël, die respectievelijk de voorvaders van de Gedorieten, Sochoïeten en de Zanoathieten waren. 19Hodijaʼs vrouw was een zuster van Naham. Een van haar zonen was de vader van de Garmiet Kehila en een andere was de vader van de Maächathiet Estemoa. 20De zonen van Simon waren Amnon, Rinna, Benhanan en Tilon. De zonen van Jiseï waren Zoheth en Ben-Zoheth.

21-22 De zonen van Sela, de zoon van Juda, waren: Er, de vader van Lecha, Lada, de vader van Maresa, de gezinnen van de linnenwevers in Bet-Asbea, Jokim, de families van Kozeba, Joas en Saraf, die over Moab heerste voordat hij terugkeerde naar Jasubi-Lehem. Al deze namen zijn afkomstig uit zeer oude geschriften. 23Deze families stonden bekend als pottenbakkers en bekwame tuinlieden, zij waren allemaal in dienst van de koning.

24De zonen van Simeon waren Nemuël, Jamin, Jarib, Zerach en Saul. 25Sauls zoon was Sallum, zijn kleinzoon was Mibsam en zijn achterkleinzoon was Misma. 26Tot Mismaʼs zonen behoorde Hammuël, de vader van Zakkur en de grootvader van Simi. 27Simi had zestien zonen en zes dochters, maar geen van zijn broers had een groot gezin, zij hadden allemaal minder kinderen dan normaal was in Juda. 28Zij woonden in Berseba, Molada, Hazar-Sual, 29Bilha, Ezem, Tholad, 30Betuël, Chorma, Ziklag, 31Bet-Markaboth, Hazar-Susim, Bet-Biri en Saäraim. Zij hadden de zeggenschap over deze steden tot de tijd van David. 32-33 Hun nakomelingen woonden ook in of bij Etam, Ain, Rimmon, Tochen en Asan, een gebied dat zich uitstrekte tot Baäl. Deze feiten staan vermeld in de geslachtsregisters die zij zelf bijhielden.

34-39Hier volgen de namen van enkele leiders van grote families die naar de oostzijde van de Gedorvallei trokken, op zoek naar weidegrond voor hun kudden: Mesobab, Jamlech, Josa, Joël, Jehu, Eljoënai, Jaäkoba, Jesohaja, Asaja, Adiël, Jesimiël, Benaja en Ziza; de zoon van Sifeï, zoon van Allon, zoon van Jedaja, zoon van Simri, zoon van Semaja. 40-41 Zij vonden goede weidegrond in een rustig en vredig gebied, het land was vroeger eigendom van de nakomelingen van Cham. Gedurende de regering van koning Hizkia drongen deze leiders, van wie hier de namen zijn vermeld, het land binnen en verwoestten de tenten en huizen van de Meünieten, zij doodden de inwoners van het land en namen het in bezit. 42-43 Later trokken vijfhonderd van deze mannen, afkomstig van de stam van Simeon, naar de berg Seïr. Hun leiders waren Pelatja, Nearja, Refaja en Uzziël, allemaal zonen van Jiseï. Daar doodden zij de weinige nog in leven zijnde Amalekieten. Sinds die tijd wonen zij daar.