利未記 24 – CCBT & HTB

Chinese Contemporary Bible (Traditional)

利未記 24:1-23

燈和供餅的條例

1耶和華對摩西說: 2「你要吩咐以色列人給你拿來純橄欖油,作點燈之用,使燈常常亮著。 3在會幕遮掩約櫃的幔子外,亞倫要負責照看燈,使燈從晚上到早晨一直亮著。這是你們世世代代都要遵守的律例。 4亞倫要常常照看這些放在純金燈臺上的燈。

5「你要用細麵粉烤十二個餅,每個餅用兩公斤細麵粉。 6你要把餅擺成兩行放在耶和華面前的純金桌子上,每行六個, 7每行餅上放一些純乳香,象徵這些餅是獻給耶和華的火祭。 8每逢安息日,要定期把餅擺在耶和華面前。這是以色列人要永遠遵守的約。 9這些餅要歸亞倫及其子孫。他們要在聖潔之處吃,因為在獻給耶和華的火祭中,這是至聖之物,要永遠歸祭司所有。」

處死褻瀆聖名者

10有一個人,母親是以色列人,父親是埃及人,在營中與一個以色列人打起架來。 11他竟說咒詛的話,褻瀆了上帝的名,他們把他帶到摩西那裡。原來他母親叫示羅密,是支派示伯利的女兒。 12他們把他關押起來,等候耶和華的指示。 13耶和華對摩西說: 14「把那褻瀆聖名的人帶到營外,叫聽見的人把手放在他頭上,然後全體會眾要用石頭打死他。 15你要告訴以色列人,誰咒詛上帝,誰就要承擔自己的罪。 16凡褻瀆耶和華聖名的,必須被處死,全體會眾要用石頭打死他。不論是外族人還是以色列人,凡褻瀆聖名的,都必須被處死。 17凡殺人的,必須被處死。 18打死別人牲畜的,必須賠償牲畜,以命還命。 19有人傷害別人,也要同樣對待他, 20要以眼還眼,以牙還牙。他怎樣傷害別人,也要怎樣傷害他。 21打死別人牲畜的,必須賠償牲畜;殺人的,必須償命。 22不論是以色列人還是外族人,都要遵守這些律法。我是你們的上帝耶和華。」 23於是,摩西把這些話告訴以色列人,他們就按照耶和華對摩西的吩咐,把那褻瀆聖名的人帶到營外,用石頭打死了。

Het Boek

Leviticus 24:1-23

Lastering van Gods naam wordt gestraft

1-2 Opnieuw gaf de Here Mozes de opdracht: ‘Zeg het volk Israël dat het zuivere geperste olijfolie bij u brengt, zodat één lamp van de gouden kandelaar voortdurend kan blijven branden. 3-4 Elke ochtend en avond zal Aäron de gouden kandelaar die in de tabernakel staat voor het gordijn van het Heilige der Heiligen, van olie voorzien. Het zal een eeuwige vlam zijn voor de Here, van generatie op generatie.

5-8Elke sabbat zal de hogepriester twaalf toonbroden in twee rijen op de gouden tafel leggen die daar voor de Here staat. Die broden zullen worden gebakken van fijn meel, vier viertiende liter per brood. Op elke rij broden zal pure wierook worden gestrooid. Dit zal een gedenkoffer zijn, gebracht met vuur, als herdenking van het eeuwige verbond met het volk Israël. 9Het brood zal door Aäron en zijn zonen worden gegeten op een heilige plaats. Want dit zijn brandoffers voor de Here volgens een eeuwige wet van God, zij zijn allerheiligst.’

10Op een dag raakte een jongeman, wiens moeder Israëlitische en vader Egyptenaar was, in het kamp in gevecht met een van de mannen van Israël. 11Tijdens het gevecht lasterde de zoon van de Egyptenaar de naam van God en hij werd voor Mozes gebracht om te worden berecht. Zijn moeder heette Selomit, zij was de dochter van Dibri, uit de stam Dan. 12De jongeman werd gevangen gezet in afwachting van Gods beslissing over hem. 13-14 De Here zei tegen Mozes: ‘Breng hem buiten het kamp en laten allen die hem hebben horen lasteren, hun handen op zijn hoofd leggen, daarna zullen alle aanwezigen hem stenigen. 15-16 Vertel de Israëlieten dat ieder die God lastert, voor zijn zonde moet boeten: hij moet sterven. Alle aanwezigen zullen hem stenigen. Deze wet geldt zowel voor de buitenlander als voor de Israëliet die de naam van de Here lastert. Hij moet sterven. 17Ook alle moordenaars moeten ter dood worden gebracht. 18Maar ieder die een dier doodt, moet dat vergoeden. 19De straf op het toebrengen van lichamelijk letsel is dat de dader hetzelfde letsel wordt toegebracht, 20breuk om breuk, oog om oog, tand om tand. Wat iemand een ander aandoet, zal ook hem worden aangedaan. 21Wie een beest doodt, moet het vergoeden en wie een mens doodt, moet ter dood worden gebracht. 22U zult dezelfde wet hanteren voor de buitenlander en de geboren Israëliet, want Ik ben de Here, uw God.’

23Dus brachten zij de jongeman buiten het kamp en stenigden hem daar tot hij dood was, zoals de Here het Mozes had opgedragen.