列王紀上 12 – CCBT & HTB

Chinese Contemporary Bible (Traditional)

列王紀上 12:1-33

北方支派背叛羅波安

1羅波安前往示劍,因為以色列人都去了那裡,要立他為王。 2尼八的兒子耶羅波安曾為了躲避所羅門王而逃往埃及,並一直住在那裡。他聽到消息後,便返回以色列3以色列人派人去請他,他就和以色列會眾去見羅波安,說: 4「你父親使我們負擔沉重,求你減輕我們的負擔吧,我們一定效忠你。」

5羅波安對他們說:「你們先回去,三天之後再來見我。」眾人就離開了。

6羅波安王去徵詢曾服侍他父親所羅門的老臣的意見,說:「你們認為我該怎樣回覆眾民?」 7他們建議說:「現今王若像僕人一樣服侍民眾,對他們好言相待,他們會永遠做王的僕人。」

8羅波安卻沒有採納老臣的意見。他又去徵詢那些和他一起長大的青年臣僚的意見, 9說:「民眾求我減輕我父親加給他們的重擔。你們認為我該怎樣回覆他們?」

10他們說:「民眾說你父親使他們負擔沉重,請求你減輕他們的負擔。你可以這樣回覆他們,『我的小指頭比我父親的腰還粗。 11我父親使你們負重擔,我要使你們負更重的擔子;我父親用鞭子打你們,我要用刺鞭打你們。』」

12過了三天,耶羅波安和民眾遵照羅波安王的話來見他。 13-14王沒有採納老臣的建議,而是照青年臣僚的建議,疾言厲色地對他們說:「我父親使你們負重擔,我要使你們負更重的擔子!我父親用鞭子打你們,我要用刺鞭打你們!」 15王不聽民眾的請求。這事是出於耶和華的旨意,為要應驗祂藉示羅亞希雅先知對尼八的兒子耶羅波安說的話。

16以色列人見王不聽他們的請求,就說:

「我們與大衛有何相干?

我們與耶西的兒子沒有關係!

以色列人啊,各自回家吧!

大衛家啊,自己照顧自己吧!」

於是,以色列人各自回家了。 17但住在猶大城邑的以色列人仍受羅波安統治。 18羅波安王派勞役總管亞多蘭以色列人那裡,以色列人卻用石頭打死了他,羅波安王連忙上車逃回耶路撒冷19從此,以色列人反叛大衛家,一直到今天。 20以色列人聽說耶羅波安回來了,就請他到會眾面前,擁立他做以色列人的王。只有猶大支派仍然效忠大衛家。

21羅波安回到耶路撒冷,從猶大便雅憫支派召集了十八萬精兵,要攻打以色列人,收復全國。 22然而,上帝對祂的僕人示瑪雅說: 23「你去告訴所羅門的兒子猶大羅波安猶大便雅憫支派的人以及其他民眾, 24耶和華這樣說,『你們不要上去與以色列同胞交戰,都回家吧!今日的景況是出於我的旨意。』」眾人聽從了耶和華的話,各自回家去了。

耶羅波安背棄上帝

25耶羅波安以法蓮山區修建示劍城,住在那裡。他後來又去修建毗努伊勒26他心想:「國權恐怕會重歸大衛家。 27若百姓去耶路撒冷,在耶和華的殿獻祭,他們的心必重新歸向他們的主——猶大羅波安。他們會殺了我,然後投奔猶大羅波安。」 28他徵詢臣僚的意見後,就鑄造了兩個金牛犢,對民眾說:「以色列人啊,你們上耶路撒冷敬拜太麻煩了。這兩個金牛犢就是領你們出埃及的神明。」 29他把一個金牛犢安置在伯特利,另一個安置在30這使民眾陷入罪中,因為他們開始到去拜金牛犢。

31耶羅波安又在高崗上修建神廟,任命各樣的人做祭司,他們並非利未人。 32耶羅波安規定每年八月十五日為節期,好像猶大的節期一樣。他自己在伯特利的祭壇上向金牛犢獻祭燒香,又派神廟的祭司在獻祭中司職。 33在八月十五日,就是他私自為以色列人定為節期的日子,他在伯特利的祭壇上燒香。

Het Boek

1 Koningen 12:1-33

Rehabeam en Jerobeam

1Rehabeam ging naar Sichem waar heel Israël samenkwam om hem tot koning te kronen. 2-4Jerobeam, die nog steeds in Egypte was, waarheen hij voor Salomo was gevlucht, hoorde van zijn vrienden over deze plannen. Zij drongen er bij hem op aan de plechtigheid ook bij te wonen. Daarom mengde hij zich onder de Israëlieten in Sichem waar hij samen met de Israëlieten eisen begon te stellen aan Rehabeam. ‘Uw vader was een harde meester,’ zeiden zij tegen Rehabeam. ‘Wij willen u niet als koning, tenzij u belooft dat u onze lasten zult verlichten en ons beter zult behandelen dan uw vader deed.’ 5‘Geef mij drie dagen de tijd om hierover na te denken,’ antwoordde Rehabeam. ‘Kom dan terug voor het antwoord.’ Zij gingen daarmee akkoord.

6Rehabeam besprak deze zaak met de leiders die zijn vader Salomo altijd raad hadden gegeven. ‘Wat vindt u dat ik moet antwoorden?’ vroeg hij hun. 7En zij antwoordden: ‘Als u hun een bevestigend antwoord geeft en belooft goed voor hen te zijn en hen op de juiste manier te dienen, zult u voor altijd hun koning kunnen zijn.’ 8Maar Rehabeam schoof dat advies terzijde en wendde zich met dezelfde vraag tot de jonge mannen met wie hij was opgegroeid. 9‘Wat denken jullie dat ik het beste kan doen?’ vroeg hij hun. 10En deze jonge mannen zeiden: ‘Zeg tegen de mensen: “Als u denkt dat mijn vader machtig was, vergist u zich, want ik zal nog veel machtiger zijn. 11Ja, mijn vader was hard voor u, maar ik zal nog harder voor u zijn. Mijn vader sloeg u met de gesel, maar ik zal u afranselen met schorpioenen.” ’

12Toen Jerobeam en de Israëlieten drie dagen later bij Rehabeam terugkwamen, 13-14 antwoordde de nieuwe koning hen op een ruwe manier. Hij negeerde het advies van de wijze leiders en volgde dat van de jonge mannen op, 15hij weigerde dus in te gaan op de eisen van het volk. Maar de Here had hierop aangestuurd, zodat Hij kon laten uitkomen wat Hij door de profeet Ahia uit Silo aan Jerobeam had gezegd.

16-17 Toen de mensen beseften dat de koning het meende en weigerde naar hen te luisteren, begonnen zij te schreeuwen: ‘Weg met David en zijn familieleden. Laten we naar huis gaan. Laat Rehabeam maar koning zijn over zijn eigen familie.’ En zo liet heel Israël hem in de steek, uitgezonderd de stam van Juda. De leden van die stam bleven trouw en aanvaardden Rehabeam als hun koning. 18Toen koning Rehabeam enige tijd later Adoram, de ontvanger van de belastingen, eropuit stuurde om met het volk te gaan onderhandelen, gooide een grote menigte hem met stenen dood. Koning Rehabeam wist echter te ontkomen en vluchtte in een rijtuig naar Jeruzalem. 19Zo kwam Israël in opstand tegen het nageslacht van David en hierin is tot op de huidige dag niets veranderd.

20Toen de Israëlieten hoorden dat Jerobeam uit Egypte was teruggekeerd, werd hij uitgenodigd voor een grote bijeenkomst van het volk, daar werd hij tot koning over Israël uitgeroepen. Alleen de stam van Juda bleef het koningshuis van David trouw. 21Na zijn intocht in Jeruzalem bracht koning Rehabeam zijn leger—alle strijdbare mannen van Juda en Benjamin, honderdtachtigduizend man speciale troepen—op de been om de rest van Israël met geweld te dwingen hem als koning te erkennen. 22Maar God stuurde de volgende boodschap aan de profeet Semaja: 23-24 ‘Zeg tegen Salomoʼs zoon Rehabeam, de koning van Juda, en tegen alle stamleden van Juda en Benjamin dat zij niet tegen hun broeders, de Israëlieten, mogen vechten. Zeg dat het leger moet worden ontbonden en dat zij naar huis moeten gaan, want wat Rehabeam is overkomen, gebeurde omdat Ik dat zo wilde.’ En zo ging het leger naar huis, zoals de Here had bevolen.

25Jerobeam bouwde in de heuvels van Efraïm de stad Sichem uit, versterkte haar en maakte haar tot zijn hoofdstad. Later deed hij hetzelfde met Penuël. 26Jerobeam dacht: ‘Als ik niet voorzichtig ben, zal het volk weer een nakomeling van David als koning willen hebben. 27Als zij naar Jeruzalem gaan om in de tempel te offeren, zal hun houding ten opzichte van koning Rehabeam snel verbeteren. Dan zullen zij mij doden en hem vragen koning te worden.’ 28-29 En na beraad met zijn adviseurs liet de koning toen twee gouden kalveren maken en zei tegen het volk: ‘Het is veel te veel moeite steeds de tocht naar Jeruzalem te maken, van nu af zullen deze twee beelden uw goden zijn, zij hebben u uit uw gevangenschap in Egypte bevrijd.’ Het ene afgodsbeeld werd in Betel en het andere in Dan geplaatst. 30Dit was natuurlijk een grote zonde, want de mensen uit het hele land, tot aan Dan toe, gingen nu deze beelden aanbidden. 31Tevens bouwde hij tempels op de heuvels en stelde hij priesters uit alle lagen van de bevolking aan, ook al behoorden zij niet tot de stam van Levi. 32-33 Jerobeam liet afkondigen dat het jaarlijkse tempelfeest voortaan op de vijftiende dag van de achtste maand in Betel zou worden gehouden (een datum die hij eigenmachtig veranderde), een gelijksoortig feest als dat in Jeruzalem. Hij offerde zelf op het altaar van de kalveren in Betel en verbrandde reukwerk. Ook in Betel wees hij priesters aan die dienst moesten doen in de tempels op de heuvels.