诗篇 106 – CCB & HTB

Chinese Contemporary Bible (Simplified)

诗篇 106:1-48

第 106 篇

上帝恩待祂的子民

(平行经文:历代志上16:34-36

1你们要赞美耶和华!

要称谢耶和华,

因为祂是美善的,

祂的慈爱永远长存!

2谁能述说耶和华的大能作为?

谁能道尽祂当受赞美之处?

3那些行事公正,

持守公义的人有福了。

4耶和华啊!

你恩待你子民的时候,

求你别忘了我;

你拯救他们的时候,

求你帮助我,

5使我看到你所拣选的人繁荣昌盛,

与他们同乐,

与你的子民一同夸耀。

6我们跟祖先一样也犯了罪,

行事邪恶。

7我们祖先在埃及漠视你行的神迹,

忘记你向他们屡施慈爱,

海边反叛你。

8但祂为了自己的名拯救了他们,

以彰显祂的大能。

9祂斥责海,海就干了,

祂带领他们走过深渊,

如履干地。

10祂救他们逃脱敌人的追赶,

从仇敌的手中救赎了他们。

11海水淹没了敌军,

没有一人生还。

12那时他们才相信祂的话,

歌唱赞美祂。

13然而,他们很快忘了祂的作为,

不愿等候祂的引导。

14他们在旷野大起贪念,

试探上帝。

15祂满足了他们的要求,

但在他们当中降下了瘟疫。

16他们还在营中嫉妒摩西和耶和华拣选为祭司的亚伦

17于是大地裂开,

吞没了大坍亚比兰和他们的家人。

18火在他们的党羽中烧起,

消灭了这些恶人。

19他们在何烈山铸造牛犊,祭拜偶像,

20他们把荣耀的上帝变成了吃草之牛的铸像。

21他们忘记了拯救他们的上帝,

祂曾在埃及行奇事,

22地行神迹,

海边行可畏的事。

23因此祂说要消灭他们。

若不是祂所拣选的摩西为他们求情,

祂早已在烈怒中毁灭了他们。

24他们藐视那佳美之地,

不相信祂的应许。

25他们在帐篷里发怨言,

不听从祂的命令。

26因此,祂举手起誓要使他们倒毙在旷野,

27使他们的后代分散到各族各方去。

28他们在毗珥祭拜巴力

吃献给假神的祭物。

29他们的所作所为触怒耶和华,

以致瘟疫降在他们中间,

30直到非尼哈起来惩罚罪人,

瘟疫才停止。

31这就是他的义行,世代永存。

32他们在米利巴泉边惹耶和华发怒,

连累了摩西

33因为他们惹摩西发怒,

以致他说了鲁莽的话。

34他们没有照耶和华的命令消灭外族人,

35反倒与他们混居,

仿效他们的习俗,

36拜他们的神像,陷入网罗。

37他们把自己的儿女当祭物献给鬼魔,

38他们把自己的儿女献给迦南的神像作祭物,

流他们儿女无辜的血,

玷污了那地方。

39他们的行为玷污了自己,

使自己沦为淫妇。

40耶和华因此向祂的子民发怒,

厌恶他们,

41使他们落在列邦的手中,

受敌人的辖制。

42他们的敌人压迫他们,

奴役他们。

43祂多次拯救他们,

他们却执意背叛,

陷入罪中不能自拔。

44但祂听见他们在苦难中呼求时,

仍然眷顾他们。

45祂没有忘记与他们立的约,

因祂伟大无比的爱而怜悯他们。

46祂使掳掠他们的人怜悯他们。

47我们的上帝耶和华啊,

求你拯救我们,

从各国招聚我们,

使我们可以称谢你的圣名,

欢然赞美你。

48以色列的上帝耶和华永永远远当受称颂。

愿万民都说:“阿们!”

你们要赞美耶和华!

Het Boek

Psalmen 106:1-48

1Halleluja! Prijs de Here.

Hij is een goede God,

want zijn goedheid en liefde zijn eeuwig.

2Zou er iemand zijn

die alle goede daden van de Here

kan omschrijven?

Die Hem alle eer kan brengen

waarop Hij recht heeft?

3Gelukkig zijn de mensen

die rechtvaardig leven,

die altijd eerlijk en oprecht optreden.

4Denk toch aan mij, Here.

U houdt immers van uw volk?

Red mij!

5Dan zal ik alle zegeningen

die U voor uw volk hebt weggelegd,

ook mogen zien.

Dan kan ik mij met uw volk verheugen

en dankbaar zijn met het land

dat U ons hebt gegeven.

6Net als onze voorouders

hebben wij heel erg gezondigd.

Wij hebben niet geleefd en gehandeld

volgens uw wil.

7Onze voorouders in Egypte

hechtten geen waarde aan uw wonderen.

Zij dachten niet

aan de zeer vele zegeningen

waarmee U hen overlaadde.

Integendeel,

zij kwamen tegen U in opstand bij de Rietzee.

8God verloste hen echter toch,

ter wille van zijn eigen naam.

Zo werd zijn grote kracht zichtbaar.

9Hij had de macht over die Rietzee

en maakte er een droge weg doorheen.

Zo liepen zij door die watermassa

alsof het een woestijn was.

10God verloste zijn volk

uit de macht van hun achtervolgers,

11die overspoeld werden door het water van de Rietzee:

niemand van hen bleef in leven.

12Toen pas geloofden zij Hem op zijn woord,

zij zongen lofliederen voor Hem.

13Maar al gauw vergaten zij weer

wat Hij allemaal had gedaan,

zij vroegen God niet om raad.

14Zij wilden afgoden gaan vereren in de woestijn

en zo daagden zij God uit daar in die woestenij.

15Zij kregen van Hem wat zij wilden,

maar een deel van het volk kwam om.

16In het kamp werden zij jaloers op Mozes en Aäron,

die door de Here waren uitgekozen.

17De aarde ging open en Datan werd verzwolgen,

en met hem ook Abiram

en degenen die met hem gezondigd hadden.

18Het vuur verbrandde allen die God hadden uitgedaagd.

19Toen maakten zij bij de berg Horeb een gouden kalf,

zij knielden ervoor neer alsof het een god was.

20God, de Allerhoogste, ruilden zij in

voor een beeld van een grasetende koe!

21Zij vergaten God,

die hen uit Egypte had bevrijd

en daarvoor grote wonderen had verricht,

22al die prachtige wonderen in Egypte

en bij de Rietzee.

23Op dat moment nam de Here Zich voor

hen te vernietigen.

Maar Mozes, zijn vriend,

kwam voor hen tussenbeide

en voorkwam het.

24Het prachtige land waar zij naar toe gingen,

verwierpen zij

en ze geloofden niet wat God had gezegd.

25Zij mopperden in hun tenten

en luisterden niet naar wat de Here zei.

26Toen werd Hij werkelijk toornig

en zwoer een eed

dat Hij hen allemaal

in de woestijn zou laten sterven.

27Ook hun nageslacht

zou Hij uiteindelijk

onder vreemde volken laten sterven,

hen wegvoeren naar vreemde landen.

28Toen zij Baäl-Peor gingen aanbidden

en zelfs de offers van doden aten.

29Toen zij Hem uitdaagden en kwetsten

door alles wat zij deden,

brak er een plaag uit.

30Maar de priester Pinechas kwam naar voren,

vond de schuldigen en strafte hen.

Toen hield de plaag ook op.

31Deze goede daad van hem is nooit vergeten,

altijd zal God Zich dit blijven herinneren.

32Bij het water van Meriba maakten

de Israëlieten Hem opnieuw boos.

Door hun schuld ging Mozes ook zondigen.

33Zij waren opstandig tegen de Geest van God

en zonder nadenken sprak hij toen.

34Ook roeiden zij de volken

die in het land woonden niet allemaal uit,

hoewel de Here dat toch duidelijk had bevolen.

35In plaats daarvan lieten zij zich in

met die heidense volken

en namen dingen van hen over.

36Zij dienden hun afgoden

en dat werd uiteindelijk hun ondergang.

37Hun zonen en dochters offerden zij

aan de boze geesten.

38Zo vloeide het onschuldige bloed

van hun eigen kinderen.

Zij offerden hen aan de afgoden van het land Kanaän

en het land werd ontheiligd door deze bloedschuld.

39Door alles wat zij deden,

verontreinigden zij zich voor God.

Door wat zij deden,

pleegden zij overspel:

zij verlieten God en volgden de afgoden.

40Toen brandde de toorn van de Here tegen hen los.

Hij walgde van zijn volk en hun land.

41Daarom gaf Hij hen over

in de macht van vreemde volken,

hun vijanden overheersten hen.

42Zij zuchtten onder de verdrukking

en overmacht van hun tegenstanders.

43Zo redde God hen vele keren,

maar zij bleven hun eigen weg gaan.

Uiteindelijk was er geen redden meer aan.

44Telkens echter wanneer God hun onderdrukking zag

en hun kermen hoorde,

45herinnerde Hij Zich zijn verbond met hen.

Dat was in hun voordeel.

Dan kreeg God,

in zijn grote goedheid en trouw,

medelijden met hen.

46Steeds vonden zij Hem

en warmden zich aan zijn liefde en vergeving.

Hun ontvoerders stuurden hen zelfs

weer terug naar hun land.

47Bevrijd ons, Here!

U bent onze God.

Breng ons weer bij elkaar uit alle landen

waarheen wij zijn weggevoerd.

Dan kunnen wij weer met elkaar

uw heilige naam prijzen

en U alle eer brengen.

48De Here, de God van Israël,

komt alle eer toe!

Van eeuwigheid tot eeuwigheid!

Laat het hele volk

dat bevestigen en ‘amen’ zeggen.

Prijs de Here!