列王纪上 11 – CCB & HTB

Chinese Contemporary Bible (Simplified)

列王纪上 11:1-43

所罗门背弃上帝

1除了埃及公主以外,所罗门王还宠爱许多外邦女子,有摩押人、亚扪人、以东人、西顿人和人。 2耶和华曾告诉以色列人不可跟这些外族人通婚,免得受引诱去随从他们的神明,所罗门却迷恋这些女子。 3他有七百个妻子,都是外国的公主,还有三百个妃嫔。这些女子使他的心背弃耶和华。 4所罗门年老的时候,他的嫔妃诱惑他的心去追随别的神明。他没有像他父亲大卫那样忠心顺服他的上帝耶和华。 5所罗门西顿人的女神亚斯她录亚扪人的可憎神明米勒公6他做了耶和华视为恶的事,没有像他父亲大卫那样忠心顺服耶和华。 7耶路撒冷东面的山上,所罗门摩押人可憎的神明基抹亚扪人可憎的神明摩洛修建丘坛。 8他又为所有的外邦妃嫔修建丘坛,供她们向自己的神明烧香献祭。

9-10所罗门背弃了曾两次向他显现的以色列的上帝耶和华,违背耶和华的命令去随从别的神明。所以,耶和华向他发怒, 11说:“你既然违背我的命令,不遵守我的约和律例,我必夺走你的国,将它赐给你的一个臣仆。 12然而,因你父大卫的缘故,我不会在你有生之年这样做,我要从你儿子手中把国夺走。 13但我不会全部夺走,为了我仆人大卫和我拣选的耶路撒冷,我会留下一个支派给你儿子。”

所罗门的敌人

14耶和华使以东王的后裔哈达兴起,与所罗门为敌。 15从前大卫征讨以东,元帅约押前去埋葬阵亡的人,将以东的男子都杀了。 16他率领以色列人在那里住了六个月,直到杀光了以东的男子。 17那时,哈达年纪还小,他和他父亲的几个以东臣仆一起逃往埃及18他们从米甸逃到巴兰,在那里招聚了一些人,然后又逃到埃及去见埃及王法老。法老赐他粮食、房屋和田地。 19法老非常喜欢哈达,将王后答比妮的妹妹许配给他。 20他们生了一个儿子,取名基努拔,由王后在宫中抚养,跟王子们在一起。 21后来,哈达知道大卫已与祖先同眠,约押元帅也死了,就求法老准他回国。 22法老问他:“你为什么要回国呢?你在我这里还缺什么吗?”哈达答道:“什么都不缺,但还是求王准我回国。” 23上帝又使以利亚大的儿子利逊兴起,与所罗门为敌。这人从他主人琐巴哈大底谢身边逃走后, 24招聚了一群匪徒,自己做头目。大卫征服琐巴人后,他又前往大马士革,在那里做王。 25所罗门活着的时候,哈达利逊不断为患。利逊统治亚兰,他憎恨以色列人。

耶罗波安叛变

26所罗门的一个臣仆耶罗波安也叛变了。他是以法莲支派洗利达尼八的儿子,母亲洗鲁阿是个寡妇。 27以下是他反叛所罗门的缘由:

当年所罗门建造米罗堡,修补大卫城的城墙时, 28发现年轻的耶罗波安勤奋能干,就提拔他监管约瑟家族的一切工程。

29有一次,耶罗波安出了耶路撒冷,在路上遇见身披新衣的示罗亚希雅先知。当时野外只有他们二人。 30亚希雅将身上的新衣撕作十二片, 31耶罗波安说:“你可以拿十片。以色列的上帝耶和华说,‘我必夺走所罗门的国,把十个支派赐给你。 32然而,为了我仆人大卫和我在以色列众支派中拣选的耶路撒冷城,我会留下一个支派给所罗门33所罗门背弃了我,去祭拜西顿人的女神亚斯她录摩押的神明基抹亚扪人的神明米勒公。他没有遵行我的道,没有做我视为正的事,也不像他父亲大卫那样遵守我的律例和典章。 34然而,我不会夺走他整个国,我会让所罗门终生为王,因为我所拣选的仆人大卫遵守我的诫命和律法。 35我必从他儿子手中把国夺走,将十个支派赐给你, 36只给他儿子留下一个支派,好使我仆人大卫有后裔留在我选为居所的耶路撒冷城。 37我要让你做王,使你如愿地统治以色列38若你像我仆人大卫一样听从我的一切吩咐,遵行我的道,做我视为正的事,遵守我的律例诫命,我就与你同在,巩固你的王朝,像巩固大卫的王朝一样,使你统治以色列39所罗门的所作所为,我必让大卫的后裔遭难,但不会永远如此。’”

40所罗门想杀耶罗波安,他就逃到埃及投奔埃及示撒,在那里一直住到所罗门过世。

41所罗门的其他事迹、作为和智慧都记在所罗门记上了。 42所罗门耶路撒冷统治以色列四十年, 43他与祖先同眠后葬在他父亲大卫的城里。他儿子罗波安继位。

Het Boek

1 Koningen 11:1-43

Salomoʼs afgoderij

1Behalve van de Egyptische prinses, hield koning Salomo nog van een groot aantal buitenlandse vrouwen. Velen van hen kwamen uit landen als Moab, Ammon, Edom, Sidon en het land van de Hethieten. 2Ze waren afkomstig uit de volken waarover de Here tegen de Israëlieten had gezegd dat zij niet met zulke vrouwen mochten trouwen, omdat deze hen zouden overhalen hun afgoden te gaan aanbidden. Maar Salomo hield juist van die vrouwen. 3Hij had zevenhonderd vrouwen van vorstelijke afkomst en driehonderd bijvrouwen en deze waren de aanleiding dat hij zijn hart van de Here afkeerde, 4vooral toen hij al wat ouder werd. Zij brachten hem ertoe hun afgoden te vereren in plaats van volledig op de Here te vertrouwen en Hem te dienen zoals zijn vader David had gedaan. 5Salomo vereerde Astarte, de godin van de Sidoniërs, en Milkom, de gruwelijke god van de Ammonieten. 6Zo zondigde Salomo duidelijk tegen de Here en bleef de Here niet trouw, zoals zijn vader David wel deed. 7Hij ging zelfs zover dat hij een tempel liet neerzetten op de Olijfberg, aan de overzijde van het dal bij Jeruzalem, voor Kemos, de verderfelijke afgod van Moab, en nog een andere voor Moloch, de schandelijke afgod van de Ammonieten. 8Salomo bouwde tempels voor al zijn buitenlandse vrouwen, zodat zij reukwerk en offers voor hun afgoden konden verbranden.

9-10 De Here werd toornig op Salomo, omdat hij Hem de rug had toegekeerd. De Here, de God van Israël, die tweemaal aan Salomo was verschenen om hem speciaal te waarschuwen tegen het vereren van afgoden. Maar hij had niet geluisterd 11en daarom zei de Here nu tegen hem: ‘Omdat u zich niet aan onze overeenkomst hebt gehouden en mijn wetten niet hebt gehoorzaamd, zal Ik het koninkrijk van u en uw familie wegnemen en het aan een van uw dienaren geven. 12-13 Ter wille van uw vader David zal Ik dat echter pas na uw dood doen. Ik zal het koninkrijk van uw zoon afnemen. En dan nog zal Ik hem koning over één stam laten zijn, ter wille van mijn dienaar David en ter wille van Jeruzalem, mijn uitverkoren stad.’

14Daarom liet de Here de Edomiet Hadad steeds machtiger worden. Deze hoorde bij de koninklijke familie van Edom. 15Jaren geleden, toen David met Joab in Edom was om de begrafenis van gesneuvelde soldaten te regelen, had het Israëlitische leger vrijwel iedere man in heel Edom gedood. 16-18Daarvoor hadden zij zes maanden nodig, maar ten slotte hadden zij toch iedereen gedood, uitgezonderd Hadad en enkele van zijn vaders hovelingen die hem naar Egypte brachten (in die tijd was deze nog een kleine jongen). Zij wisten uit Midjan te ontkomen en vluchtten naar Paran, waar anderen zich bij hen voegden en hen vergezelden naar Egypte. Daar had de farao hun onderdak en voedsel gegeven. 19Hadad kon erg goed met de farao opschieten en deze gaf hem een vrouw, de zuster van koningin Tachpenes. 20Zij kreeg een zoon, Genubath, die samen met de eigen zonen van de farao in het paleis werd opgevoed. 21Toen Hadad in Egypte hoorde dat David en Joab dood waren, vroeg hij de farao toestemming naar Edom terug te keren. 22‘Waarom?’ vroeg de farao hem. ‘U komt bij ons toch niets tekort?’ ‘Nee, alles is prima in orde,’ antwoordde Hadad, ‘maar toch zou ik graag naar mijn vaderland terugkeren.’

23Een andere rivaal van Salomo, die door Gods toedoen ook steeds machtiger werd, was Rezon, de zoon van Eljada, die wegvluchtte van koning Hadadezer van Zoba. 24Hij was de leider van een groep bandieten geworden die met hem naar Damascus vluchtten (waar hij later koning werd), toen David Zoba verwoestte. 25Gedurende heel Salomoʼs leven waren Hadad en Rezon zijn vijanden, van wie vooral de laatste, als koning van Syrië, een felle haat jegens Israël koesterde.

26Een andere tegenstander was Jerobeam, de zoon van Nebat en dienaar aan het hof van koning Salomo. Hij was afkomstig uit de stad Zereda in Efraïm, zijn moeder Zerua was weduwe. 27-28 De volgende gebeurtenissen vormden de aanleiding voor zijn opstand tegen de koning. Salomo herbouwde de burcht Millo en repareerde de stadsmuren die zijn vader had gemaakt. Jerobeam was een energiek man en een goede werkkracht en toen Salomo dat zag, stelde hij hem aan als leider van de werktroepen van de stam van Jozef.

29Toen Jerobeam op een dag Jeruzalem verliet, kwam de profeet Ahia uit Silo (die voor die gelegenheid een nieuwe mantel aan had) hem tegen en riep hem bij zich voor een gesprek. Toen de twee mannen daar alleen in het veld stonden, 30scheurde Ahia zijn nieuwe mantel in twaalf stukken 31en zei tegen Jerobeam: ‘Neem tien van deze stukken, want de Here, de God van Israël zegt: “Ik zal het koninkrijk uit de handen van Salomo rukken en tien stammen aan u geven. 32Maar Ik zal hem één stam laten houden ter wille van mijn dienaar David en ter wille van Jeruzalem, de stad die Ik boven alle steden van Israël heb uitgekozen. 33Ze hebben Mij verlaten en vereren Astarte, de godin van de Sidoniërs, Kemos, de god van Moab, en Milkom, de god van de Ammonieten. Zij hebben mijn paden niet gevolgd en niet gedaan wat Ik als goed beschouw. Ze hebben zich niet aan mijn wetten en geboden gehouden, zoals Salomoʼs vader David wel deed. 34Ik zal het koninkrijk nu nog niet van Salomo afnemen. Ter wille van mijn dienaar David, die Ik uitkoos en die mijn geboden gehoorzaamde, zal Ik Salomo laten regeren tot het einde van zijn leven. 35Maar Ik zal het koninkrijk van zijn zoon afnemen en tien stammen aan u geven. 36Zijn zoon zal de overgebleven stam krijgen, zodat de nakomelingen van David in Jeruzalem blijven regeren. Dat is tenslotte de stad die Ik heb uitgekozen als de plaats waar mijn naam is gevestigd. 37U zal Ik op de troon van Israël zetten en absolute macht geven. 38Als u luistert naar wat Ik u zeg, mijn weg volgt en doet wat Ik goed vind, mijn geboden gehoorzaamt zoals mijn dienaar David deed, zal Ik u zegenen, uw nakomelingen zullen dan voor altijd over Israël regeren. Eens deed Ik dezelfde belofte aan David. 39Maar om Salomoʼs zonde zal Ik de nakomelingen van David vernederen, maar niet voor altijd.” ’

40Salomo probeerde Jerobeam te doden, maar deze vluchtte naar koning Sisak van Egypte en bleef daar tot de dood van Salomo. 41Alles wat Salomo verder deed en zei, staat beschreven in het boek ‘De geschiedenis van Salomo.’ 42Hij regeerde Israël veertig jaar vanuit Jeruzalem, 43waarna hij stierf. Hij werd begraven in de stad van zijn vader David en zijn zoon Rehabeam volgde hem op als koning.