Песнь 40
1Дирижёру хора. Песнь Довуда.
2Благословен тот, кто заботится о слабом40:2 Или: «о бедном».:
во время беды избавит его Вечный.
3Вечный сохранит его и сбережёт ему жизнь,
счастьем одарит его на земле
и не отдаст его на произвол врагов.
4Вечный укрепит его во время болезни
и поднимет его с ложа недуга.
5Я сказал: «Вечный, помилуй меня;
исцели меня – я пред Тобой согрешил».
6Враги мои со злобой говорят обо мне:
«Когда же умрёт он и погибнет имя его?»
7Если приходит кто навестить меня,
то ложь говорит, а в сердце своём слагает злые слухи;
потом он выходит и всем их рассказывает.
8Все враги мои шепчутся против меня,
думают худшее обо мне40:8 Или: «зло замышляют против меня».:
9«Смертельный недуг его одолел;
он слёг и больше ему не встать».
10Даже близкий друг, на которого я полагался,
тот, кто ел мой хлеб,
пошёл против меня40:10 См. Ин. 13:18, 21-27..
11Но Ты, Вечный, помилуй меня;
подними меня, и я воздам им!
12Из того я узнаю, что угоден Тебе,
если не одолеет меня враг мой,
13а меня Ты поддержишь за непорочность мою
и навеки поставишь пред Собою.
Заключительное благословение первой книги
14Хвала Вечному, Богу Исроила,
от века и до века!
Аминь и аминь!
1Een psalm van David voor de koordirigent.
2Met verlangen keek ik uit naar de Here.
Toen boog Hij Zich naar mij toe
en hoorde mijn roepen om hulp.
3Hij trok mij omhoog
uit de diepte van de zonde
en uit de modder van de wereld.
Hij zette mij stevig op mijn voeten,
op een rots.
Dankzij Hem wankel ik niet meer.
4Hij leerde mij een nieuw lied,
een lofzang voor onze God.
Ik hoop dat velen het merken
en ook ontzag voor de Here zullen krijgen.
Dat zij ook op Hem gaan vertrouwen.
5Gelukkig is de mens
die zijn vertrouwen op de Here stelt
en die zich niet wendt tot trotse mensen of leugenaars.
6Here, mijn God,
uw wonderen zijn ontelbaar,
uw zorg voor ons is groot.
Niets is met U te vergelijken.
Als ik over uw wonderen en zorgen zou willen vertellen,
zou ik niet weten waar ik moest beginnen.
7Het gaat U niet om offers of geschenken,
U vraagt niet om brandoffers
of offers om zonden weg te nemen.
Voor U telt mijn gehoorzaamheid.
8Toen zei ik:
‘Hier ben ik,
in de wet werd al over mij geschreven.
9Mijn hele hart verlangt ernaar
uw wil te doen, mijn God.
Uw wet is mijn leven.’
10Ik vertel de blijde boodschap
van uw liefde en rechtvaardigheid
in de samenkomsten.
U weet Here, dat ik niet zal nalaten
over U te spreken.
11Ik verzwijg uw rechtvaardigheid niet
en spreek over uw trouw en bewaring.
Aan grote groepen mensen vertel ik
over uw goedheid en liefde en waarheid.
12Laat mij ruimschoots delen
in uw medelijden.
Laten uw goedheid en waarheid
mij voortdurend beschermen.
13Want er komen talloze rampen over mij heen,
mijn zonden overweldigen mij
en ik weet er geen raad mee.
Het zijn er zoveel,
de moed zakt mij in de schoenen.
14Here, wilt U mij redden?
Haast U en help mij, Here!
15Laten zij die mij naar het leven staan,
zich diep schamen en afdruipen.
Laten zij die mij in het ongeluk willen storten,
terugdeinzen en belachelijk worden gemaakt.
16Laten zij die mij uitlachen
met stomheid geslagen worden.
17Laten alle mensen die U zoeken
over U jubelen
en grote blijdschap over U hebben.
Laat ieder die uw zorg ervaart zeggen:
‘De Here is groot!’
18Al bezit ik niets
en zit ik diep in de ellende,
toch denkt de Here aan mij.
Mijn God,
U bent mijn helper en bevrijder.
Kom snel, mijn God.