Песнь Сулеймана 2 – CARS & HTB

Священное Писание

Песнь Сулеймана 2:1-17

Она:

1– Я нарцисс Саронский,

лилия долин.

Он:

2– Как лилия между тёрнами,

так милая моя среди девушек.

Она:

3– Как яблоня среди лесных деревьев,

так возлюбленный мой среди юношей.

Сидеть в его тени мне наслаждение,

и плод его сладок для меня.

4Он привёл меня в дом пира,

и его знамя надо мной – любовь2:4 Или: «его желание ко мне – любовь»; или: «он посмотрел на меня с любовью»; или: «он поставил передо мной (на стол) любовь»..

5Подкрепи меня изюмом,

освежи меня яблоками,

ведь я изнемогаю от любви.

6Его левая рука под моей головой,

а правая обнимает меня.

7Дочери Иерусалима, заклинаю вас

газелями и полевыми ланями:

не будите и не возбуждайте любви,

пока она сама того не пожелает.

8Голос возлюбленного моего!

Вот идёт он,

перескакивая через горы,

перепрыгивая через холмы.

9Возлюбленный мой – как газель или молодой олень.

Вот стоит он за нашей стеной,

смотрит в окно,

заглядывает через решётку.

10Возлюбленный мой сказал мне:

«Вставай, любимая моя,

прекрасная моя, пойдём со мной!

11Смотри, зима уже прошла;

перестали лить дожди;

12появились цветы на земле;

настало время пения,

и раздаётся голос горлицы

в земле нашей;

13на инжире созревают плоды,

и цветущие виноградные лозы источают свой аромат.

Вставай, любимая моя,

прекрасная моя, пойдём со мной!»

Он:

14– Голубка моя далеко в ущелье скалы,

недосягаема, в пещере на склоне горы.

Позволь мне увидеть тебя

и услышать голос твой,

потому что сладок голос твой

и прекрасно лицо твоё.

15Поймайте нам лисиц,

лисят, которые портят виноградники,

а виноградники наши цветут.

Она:

16– Возлюбленный мой принадлежит мне, а я ему.

Среди лилий пасётся он2:16 Или: «пасёт он стадо своё»..

17Пока не наступил день

и не скрылись тени,

возвратись, возлюбленный мой,

скачи, словно газель

или молодой олень

на расселинах гор2:17 Или: «на горах Бетер»..

Het Boek

Hooglied 2:1-17

1Ik ben een narcis uit Saron, een lelie in het dal.

2Als ik naar mijn allerliefste kijk te midden van andere meisjes, zie ik een blanke lelie tussen distelstruiken.

3Als ik mijn liefste zie zitten tussen de andere jonge mannen, zie ik een appelboom tussen gewone loofbomen. Ik verlang ernaar in zijn schaduw te zitten en zijn vruchten te proeven.

4Hij heeft mij naar het wijnhuis gebracht en ik koesterde mij in zijn liefde.

5Geef mij rozijnenkoekjes om aan te sterken en appels om nieuwe energie te krijgen, want door de liefde ontbreekt mij elke kracht.

6Met mijn hoofd lig ik op zijn linkerarm. Zijn rechterarm is om mij heen.

7Meisjes van Jeruzalem, let op wat ik jullie met nadruk zeg. Kijk daarbij naar de gazellen en hinden op het veld. Zij kunnen jullie een les leren. Loop niet vooruit op de liefde, overhaast niets. Laat de liefde zichzelf openbaren als de tijd daarvoor gekomen is.

8Luister! Daar komt mijn liefste. Hij springt door de bergen en komt huppelend over de heuvels aan.

9Mijn liefste loopt als een gazel of een hertenjong. Kijk, nu staat hij achter de muur van ons huis en kijkt door de ramen.

10Hij spreekt tegen mij: sta nu op, mijn allerliefste. Jij bent voor mij de mooiste. Kom, ga met me mee.

11Kijk maar, de winter is voorbij en ook de regentijd is over.

12De bloemen ontluiken op de velden. Nu is de tijd om te zingen aangebroken. Overal hoor je het koeren van de tortelduiven.

13De eerste vijgen rijpen aan de bomen en de bloeiende druivenstruiken geuren. Sta op, mijn allerliefste. Je bent zo mooi, kom met me mee.

14Jij bent mijn duifje, verborgen in de rotsspleten. Laat me je gezicht zien en je stem horen. Je stem klinkt zo zoet en je gezicht is zo lief.

15Vang de jonge vossen die onze wijngaarden ruïneren. De druiven bloeien nu immers?

16Mijn liefste en ik zijn van elkaar. Hij weidt zijn kudde in de bloeiende velden.

17Hij gaat wanneer de avondwind opsteekt en de schaduwen langer worden. Kom dan naar mij toe en doe als de gazel, mijn liefste. Of als een jong hert dat rondspringt in de bergen.