Prædikerens Bog 3 – BPH & HTB

Bibelen på hverdagsdansk

Prædikerens Bog 3:1-22

Tid til alt

1Alt i livet har sin egen tid:

2Tid til at fødes og tid til at dø,

tid til at plante og tid til at høste,

3tid til at dræbe og tid til at læge,

tid til at bryde ned og tid til at bygge op,

4tid til at græde og tid til at le,

tid til at sørge og tid til at danse,

5tid til at dænge sten på en mark3,5 Jf. 2.Kong. 3,25. og tid til at samle dem,

tid til at omfavne og tid til ikke at omfavne,

6tid til at finde og tid til at miste,

tid til at gemme og tid til at kassere,

7tid til at flænge og tid til at lappe,

tid til tavshed og tid til tale,

8tid til at elske og tid til at hade,

tid til krig og tid til fred.

Gud er suveræn

9Hvad har man så ud af alt sit slid? 10Gud har givet menneskene mange ting at beskæftige sig med. 11Alt har han skabt, så det har sin tid og tjener hans plan. Men skønt han har lagt evigheden i vores hjerter, fatter vi dog ikke hans plan og virke fra begyndelsen til enden. 12Derfor er det bedste, man kan gøre, at glæde sig og nyde livet, så længe det er muligt, 13for det at spise og drikke og finde tilfredsstillelse i sit arbejde er en Guds gave.

14Jeg ved, at hvad Gud gør, står ikke til at ændre. Man kan hverken lægge noget til eller trække noget fra. Hans hensigt er, at vi skal have ærefrygt for ham.

15Hvad der sker nu, er allerede sket før, og hvad der sker i fremtiden, er også sket før. Gud lader historien gentage sig.

16Jeg lagde også mærke til, at der var gudløshed og ondskab, hvor der burde være retfærdighed og godhed, 17og jeg sagde til mig selv: „Når tiden er inde, vil Gud dømme de gode såvel som de onde.” 18-19Gud lader verden gå sin gang for at lade os forstå, at den samme skæbne venter både mennesker og dyr: Alle indånder de den samme luft, og alle skal de dø en dag. Mennesket er i det stykke ikke bedre stillet end et dyr, for begges liv synes at være uden formål. 20Alle ender samme sted, for af jord er de kommet, og til jord skal de blive. 21Hvem ved, om menneskets ånd går opad, og dyrets ånd går nedad?

22Jeg fandt altså, at det bedste for et menneske er at glæde sig ved sit arbejde. Ingen af os kan vide, hvad der sker efter døden.

Het Boek

Prediker 3:1-22

Alles op zijn tijd

1Voor alles bestaat een bepaalde tijd: 2een tijd om te worden geboren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om te oogsten, 3een tijd om te doden en een tijd om te genezen, een tijd om te verwoesten en een tijd om te herbouwen, 4een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te treuren en een tijd om te dansen, 5een tijd om stenen weg te gooien en een tijd om stenen bij elkaar te zoeken, een tijd om te omhelzen en een tijd om niet te omhelzen, 6een tijd om te vinden en een tijd om te verliezen, een tijd om iets te bewaren en een tijd om iets weg te gooien, 7een tijd om te scheuren en een tijd om te herstellen, een tijd om stil te zijn en een tijd om te spreken, 8een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten, een tijd van oorlog en een tijd van vrede.

9Wat bereikt iemand nu werkelijk door hard te werken? 10Ik heb hierover nagedacht met betrekking tot alle soorten werk die God de mensheid heeft gegeven. 11Voor alles wat Hij heeft gemaakt, bestaat een geschikt moment. Ook al heeft God het besef van de eeuwigheid in het hart van de mensen geplant, toch kan de mens al Gods werk, vanaf het eerste begin tot het absolute einde, niet overzien. 12Daarom trek ik de conclusie dat er niets beters voor een mens is dan blij te zijn en plezier in het leven te scheppen, zolang hij kan. 13En daarnaast dat hij zou moeten eten en drinken en zou moeten genieten van alle vruchten van zijn werk, omdat dat alles een geschenk van God is.

14En ik weet dat alles wat God doet, onherroepelijk is, er kan niets aan worden toegevoegd of van worden afgedaan, God heeft daarbij voor ogen dat de mens ontzag moet hebben voor de Almachtige God. 15Wat er nu is, was er lang geleden ook al, en wat nog gaat gebeuren, is al eerder gebeurd. Wat in het verre verleden gebeurde en toen verdween, brengt God weer terug.

16Verder merkte ik dat overal op aarde de misdaad zich onder het oog van de justitie afspeelt en dat zelfs de rechtbanken corrupt zijn. 17Ik zei bij mijzelf: ‘God zal op het juiste moment alles wat de mens doet, beoordelen, zowel het goede als het kwade.’ 18En toen besefte ik dat God de wereld haar zondige gang laat gaan om de mensheid op de proef te stellen en de mensen te laten zien dat zij in feite niets beter zijn dan de dieren. 19Want mensen en dieren ademen allebei dezelfde lucht in en sterven ook allebei. De mensheid heeft in feite dus niets vóór op de dierenwereld, wat zinloos eigenlijk! 20Zij gaan allemaal naar dezelfde plaats, het stof waaruit zij kwamen en waarnaar zij ook weer moeten terugkeren. 21Want wie kan bewijzen dat de geest van de mensen opstijgt en de geest van de dieren neerdaalt in het stof? 22Op die manier kwam ik erachter dat er voor een mens niets beters bestaat dan vreugde te scheppen in zijn werk, want daarom is hij hier. Niemand kan hem van iets laten genieten na zijn dood, daarom moet hij er nú van genieten.