Psaumes 88 – BDS & HTB

La Bible du Semeur

Psaumes 88:1-19

Prière d’un homme près de la mort

1Un psaume des Qoréites88.1 Voir note 42.1.. Cantique à chanter avec accompagnement de flûtes88.1 Sens incertain.. Au chef de chœur. Une méditation88.1 Sens incertain. d’Hémân88.1 Voir 1 Ch 6.18-22 ; 25.1, 4. l’Ezrahite.

2Eternel Dieu, toi qui me sauves,

je crie à toi, ╵pendant le jour, pendant la nuit, ╵en ta présence.

3Que ma prière ╵parvienne jusqu’à toi !

Veuille prêter attention à mes cris !

4Car je suis rassasié de maux,

et je suis tout près de la mort.

5Déjà je suis compté ╵parmi ceux qui s’en vont ╵dans le tombeau.

Je ressemble à un homme

qui a perdu ses forces.

6C’est au milieu des morts ╵que j’ai ma place,

comme ceux qui, ╵mortellement blessés, ╵sont couchés dans la tombe,

que tu as oubliés

et dont tu ne t’occupes plus.

7Tu m’as jeté ╵dans un gouffre sans fond,

dans les fonds ténébreux.

8Ta fureur me tenaille,

les flots de ta colère ╵ont déferlé sur moi.

Pause

9Tu as fait s’éloigner de moi mes proches,

tu as fait de moi un objet d’horreur pour eux.

Je suis emprisonné, ╵je ne peux m’en sortir.

10Mes yeux sont épuisés ╵à force d’affliction.

Je t’invoque, Eternel, ╵tout au long de mes jours,

je tends les mains vers toi.

11Feras-tu des prodiges ╵pour ceux qui ne sont plus ?

Verra-t-on se lever ╵les morts pour te louer ?

Pause

12Parle-t-on dans la tombe ╵de ton amour ?

De ta fidélité ╵dans le séjour des morts ?

13Connaît-on tes prodiges ╵là où sont les ténèbres,

et ta justice ╵au pays de l’oubli ?

14Pour moi, ô Eternel, ╵je crie à toi,

je te présente ma prière ╵chaque matin.

15Pourquoi, ô Eternel, ╵me rejeter,

me refuser ton attention ?

16Car je suis affligé, ╵près de la mort ╵depuis que je suis jeune ;

j’endure les terreurs ╵que tu m’imposes. ╵Je suis désemparé.

17Les flots de ta colère ╵ont déferlé sur moi,

je suis anéanti ╵par les angoisses ╵qui me viennent de toi.

18Comme des eaux qui me submergent,

de toutes parts, ╵elles m’assaillent tous les jours.

19Tu as fait s’éloigner de moi ╵tous mes amis, mes compagnons !

Ma seule compagnie ╵est celle des ténèbres.

Het Boek

Psalmen 88:1-19

1Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent. Te zingen bij ziekte en droefheid. Het leerzame gedicht werd gemaakt door de Ezrahiet Heman.

2Here,

U bent de God die mij redt.

Dag en nacht roep ik U aan

en kom ik tot U.

3Laat mijn gebed U toch bereiken,

luister toch naar mij!

4Nog meer ziekten en tegenslagen kan ik niet verdragen.

Ik heb het gevoel dat ik ga sterven.

5Men beschouwt mij als iemand die de dood nabij is,

alle kracht is uit mij geweken.

6Eigenlijk hoor ik al bij de gestorvenen,

de mensen aan wie U niet meer denkt

en die door U zijn vergeten.

7U hebt mij door de diepste diepte

en door de donkerste duisternis gevoerd.

8U hebt Zich tegen mij gekeerd

en ik kan dat niet verdragen.

Ik heb het gevoel

alsof U mij tegen de grond hebt geslagen.

9U hebt ervoor gezorgd dat mijn kennissen

mij niet meer willen zien en van mij gruwen.

Ik zie geen uitweg meer.

10Ik weet niet meer waar ik het zoeken moet.

Dag in, dag uit bid ik tot U, Here.

Mijn handen strek ik naar U uit.

11Kunt U wonderen onder de doden doen?

Kunnen de geesten van de gestorvenen U prijzen?

12Spreekt men in het graf over uw liefde en goedheid?

Blijkt uw trouw waar lichamen vergaan?

13Kan uw grote macht dan in de duisternis

worden bekendgemaakt?

Blijkt uw rechtvaardigheid dan daar

waar alles en iedereen wordt vergeten?

14Toch roep ik naar U, Here.

Ik leg alles ʼs morgens voor U neer.

15Here, waarom verwerpt U mij?

Waarom wilt U mij niet zien?

16Van jongs af aan heb ik het moeilijk

en ben ik vaak ernstig ziek.

Het is aan mij te zien hoe U mij beproeft,

ik weet mij geen raad meer.

17Uw toorn gaat als vuur over mij heen

en ik word vernietigd door wat U mij aandoet.

18Ik kan er niet aan ontkomen,

alles komt op mij af.

19U hebt ervoor gezorgd dat vrienden en kennissen

mij niet meer willen kennen,

ik hoor van niemand meer iets.