Psaumes 44 – BDS & HTB

La Bible du Semeur

Psaumes 44:1-27

Rejetés par l’Eternel

1Au chef de chœur. Méditation44.1 Signification incertaine. des Qoréites44.1 Voir note 42.1..

2O Dieu, nous l’avons entendu ╵de nos propres oreilles,

nos pères nous ont raconté

tout ce que tu as accompli

de leur temps, autrefois.

3Par ton intervention, ╵tu as dépossédé des peuples ╵pour établir nos pères ;

et tu as frappé des peuplades ╵pour donner à nos pères ╵assez de place.

4Ce n’est pas grâce à leur épée ╵qu’ils ont occupé cette terre,

ni par leur propre force ╵qu’ils ont remporté la victoire :

mais c’est par ton action puissante,

car tu leur étais favorable ╵et les avais en affection.

5C’est toi, ô Dieu, qui es mon roi

et qui décides ╵le salut de Jacob44.5 Autre traduction : et qui fais triompher Jacob. Les anciennes versions grecque et syriaque ont lu : tu es mon roi, ô Dieu : ordonne le salut pour Jacob..

6Oui, avec toi ╵nous repoussons nos ennemis,

et grâce à toi ╵nous piétinons nos adversaires44.6 Voir 18.39 ; Jos 10.24 ; Es 51.23..

7Je ne compte pas sur mon arc,

mon épée ne me sauve pas,

8c’est toi, ô Dieu, ╵qui nous délivres ╵de tous nos ennemis

et qui couvres de honte ╵les gens qui nous haïssent.

9Tout au long de ce jour, ╵nous nous félicitons de Dieu ;

nous le louerons ╵jusqu’en l’éternité.

Pause

10Pourtant tu nous as rejetés

et livrés à la honte.

Tu as cessé d’accompagner ╵nos armées au combat !

11Tu nous fais reculer ╵devant nos ennemis :

nos adversaires ╵se sont emparés de nos biens.

12Oui, tu nous as livrés à eux, ╵ainsi qu’un troupeau de brebis ╵destinées à la boucherie,

et tu nous as éparpillés ╵parmi les peuples étrangers.

13Tu as vendu ton peuple ╵à un bas prix

sans en tirer aucun profit,

14et tu nous as livrés ╵aux railleries de nos voisins.

Tous ceux qui nous entourent ╵se rient et se moquent de nous.

15Tu fais de nous ╵la risée d’autres peuples.

En nous voyant, les étrangers ╵secouent la tête en ricanant.

16Tout le jour je vois mon humiliation,

et mon visage ╵est marqué par la honte

17quand j’entends les outrages ╵et les propos blessants

d’un ennemi vindicatif.

18Tout cela nous est arrivé ╵sans que nous t’ayons délaissé

et sans que nous ayons trahi ╵ton alliance avec nous.

19Nous n’avons pas renié ╵nos engagements envers toi,

nous n’avons pas quitté la voie ╵que tu nous as prescrite.

20Pourtant, tu nous as écrasés ╵dans le domaine des chacals44.20 Lieu désert et inhabité (voir Es 13.22 ; Jr 9.11).,

et tu nous as couverts ╵de ténèbres épaisses.

21Si nous avions délaissé notre Dieu,

si nous avions tendu les mains ╵vers un dieu étranger,

22Dieu ne l’aurait-il pas appris,

lui qui connaît tous les secrets ╵qui sont au fond des cœurs ?

23A cause de toi, chaque jour, ╵nous sommes massacrés

et l’on nous considère ╵comme étant des moutons ╵destinés à la boucherie44.23 Cité en Rm 8.36..

24Interviens donc, Seigneur ! ╵Pourquoi ne réagis-tu pas ?

Veuille te réveiller ! ╵Ne nous rejette pas toujours !

25Pourquoi te détourner ?

Pourquoi ignores-tu nos maux ╵et nos détresses ?

26Car nous voilà prostrés dans la poussière,

plaqués au sol.

27Agis, viens à notre aide !

Libère-nous dans ton amour !

Het Boek

Psalmen 44:1-27

1Een leerzaam gezang van de Korachieten voor de koordirigent.

2God, onze ouders hebben ons steeds weer verteld

hoe U in de geschiedenis met ons volk hebt gehandeld.

Wij hebben het zelf gehoord.

3Eigenhandig hebt U de volken weggejaagd

en onze voorouders in het land gezet.

U hebt andere volken verdrukt

en onze voorouders sterker laten worden.

4Zij hebben echt niet

zelf het land veroverd,

noch hun zwaard,

noch hun lichamelijke kracht

heeft hen bevrijd.

Uw kracht

en uw zorg

hebben dat gedaan,

omdat U hen liefhad.

5God, U bent mijn Koning,

zorgt U toch voor de verlossing van uw volk!

6In uw kracht vellen wij onze tegenstanders

en in uw naam lopen wij hen die tegen ons in opstand komen

onder de voet.

7Ik vertrouw niet op mijn boog

en verwacht geen verlossing van mijn zwaard.

8U hebt ons bevrijd van onze vijanden,

hen die ons haten hebt U voor schut gezet.

9Wij beroemen ons voortdurend op onze God,

uw naam zullen wij altijd prijzen.

10Toch hebt U ons weggestuurd en vernederd,

U bent niet meegegaan met onze legers toen die optrokken.

11U zorgde ervoor dat wij voor onze vijanden moesten wijken,

zij konden alles bij ons plunderen.

12U hebt ons overgeleverd als vee dat wordt geslacht.

Wij zijn onder andere volken verdeeld geraakt.

13U hebt uw volk voor een spotprijs van de hand gedaan,

van dat geld bent U niet rijk geworden.

14Onze buren roddelen over ons,

U hebt ons bespottelijk gemaakt voor hen die rondom ons wonen.

15Onze schande is spreekwoordelijk geworden bij andere volken,

ze schudden het hoofd om ons.

16Dag in, dag uit denk ik aan mijn schande,

ik durf mij niet meer te vertonen

17vanwege de woorden van de roddelaars

en de blikken van mijn vijanden en hen die op wraak uit zijn.

18Ondanks dit alles hebben wij U niet vergeten.

Ook hebben wij het verbond met U nooit ontkend.

19Ons hart bleef op U gericht,

wij bleven op het rechte pad.

20Desondanks hebt U ons op gevaarlijke plaatsen gebracht

en tastten wij soms geheel in het duister.

21Als wij uw naam hadden vergeten

en vreemde goden vereerd zouden hebben,

22zou God dat immers altijd merken?

Hij kent immers elke uithoek van het menselijk hart?

23Werkelijk, ter wille van U zijn wij voortdurend in levensgevaar,

wij worden beschouwd als schapen op weg naar het slachthuis.

24Word wakker! Waarom slaapt U, Here? Word toch wakker!

Laat ons toch niet meer in de steek.

25Waarom keert U ons de rug toe?

Waarom trekt U Zich onze ellende en moeiten niet aan?

26Wij stellen zelf niets meer voor

en liggen hulpeloos op de grond.

27Sta op, Here, en help ons, bevrijd ons ter wille van uw goedheid en liefde.