Ezéchiel 4 – BDS & HTB

La Bible du Semeur

Ezéchiel 4:1-17

L’annonce de la fin de Jérusalem et de Juda

La fin de Jérusalem

1Et maintenant, fils d’homme, prends une brique4.1 Les briques servaient aussi de tableau pour dessiner ou pour écrire. On y gravait des signes quand elles étaient molles et on les cuisait pour conserver l’écrit. On a retrouvé des milliers de telles briques gravées à Ninive et à Babylone., pose-la devant toi et grave dessus le dessin d’une ville : Jérusalem. 2Ensuite, tu mettras le siège devant elle ; tu construiras contre elle des terrassements, tu élèveras contre elle des terrasses de siège, tu placeras des campements en face d’elle, et tu disposeras tout autour d’elle des machines de guerre. 3Puis tu prendras une plaque de cuisson en fer, tu la disposeras comme un mur de fer entre toi et la ville, et tu tourneras ta face contre elle. La ville sera en état de siège, et c’est toi qui l’assiégeras. Tout cela devra servir de signe à la communauté d’Israël.

4Couche-toi ensuite sur ton côté gauche ; étant sur ce côté, tu prendras sur toi le péché4.4 Action symbolique du prophète (voir Nb 14.34). de la communauté d’Israël. Tu porteras leur péché autant de jours que tu seras couché sur ce côté-là. 5Je te fixe moi-même un nombre de jours équivalent au nombre d’années durant lesquelles le royaume d’Israël a péché, c’est-à-dire trois cent quatre-vingt-dix jours4.5 Ces 390 jours pourraient représenter la période allant de l’infidélité de Salomon (suivie du schisme du royaume) à la destruction de Jérusalem, chiffre que l’on obtient en additionnant les années de règne indiquées par les livres des Rois. Les 40 jours du v. 6 pourraient représenter le long règne apostat de Manassé. Ces nombres pourraient aussi être symboliques. 40 représente le temps du jugement, le temps du désert (Nb 14.32-34 ; Ez 20.35-36) ; en additionnant 390 et 40, on obtient 430, c.-à-d. le temps de l’esclavage en Egypte (Ex 12.40) : une façon de dire que l’exil sera un nouveau désert et un nouvel esclavage. L’ancienne version grecque a 190 jours au v. 5. Cette version viserait la période s’écoulant de la déportation sous Tiglath-Piléser en 734 av. J.-C. (2 R 15.29) jusqu’à la prise de Jérusalem en 587 (148 ans, environ 150 ans). Les 40 ans en plus pour Juda – ce qui fait 190 en tout – correspondraient en gros à la période de l’exil de Juda à Babylone. ; ainsi, tu porteras le péché de la communauté d’Israël.

6Après la fin de cette période, tu te coucheras cette fois sur le côté droit, et tu porteras le péché du royaume de Juda pendant quarante jours. Je t’impose un jour pour chaque année où il a péché. 7Tu tourneras ta face et tu dirigeras ton bras nu contre Jérusalem assiégée et tu prophétiseras contre elle. 8Je vais te lier avec des cordes pour que tu ne puisses pas te tourner d’un côté sur l’autre, jusqu’à ce que tu aies achevé ta période de siège.

9Et maintenant, prends du blé, de l’orge, des fèves, des lentilles, du millet et de l’épeautre, mets le tout dans un même récipient et fais-en ta nourriture. C’est là ce que tu mangeras tout au long des trois cent quatre-vingt-dix jours4.9 Voir v. 5 et note. où tu seras couché sur le côté. 10Ta ration journalière de nourriture sera de deux cent vingt grammes et tu en consommeras de temps en temps. 11L’eau te sera mesurée à un litre par jour ; tu en boiras de temps en temps. 12Tu prendras ta nourriture sous forme de galettes d’orge que tu cuiras devant tout le monde sur un feu alimenté avec des excréments humains.

13Et l’Eternel ajouta : C’est ainsi que les Israélites mangeront leur pain impur, au milieu des peuples chez qui je les chasserai.

14Je m’écriai : Ah ! Seigneur Eternel, depuis mon enfance jusqu’à ce jour, je ne me suis jamais rendu impur en mangeant d’une bête crevée ou déchirée par un fauve, et aucune viande impure n’a pénétré dans ma bouche4.14 Voir Lv 17.15 ; Dt 14.21..

15Alors l’Eternel me dit : Je te concède de remplacer les excréments humains par de la bouse de vache pour faire cuire ta nourriture.

16Il me dit encore : Fils d’homme, je vais supprimer toute réserve de pain dans Jérusalem. Ses habitants mangeront dans l’angoisse du pain strictement rationné et ils boiront dans la détresse de l’eau en quantité mesurée. 17Ils manqueront de pain et d’eau, ils seront tous ensemble épouvantés et ils dépériront à cause de leur péché.

Het Boek

Ezechiël 4:1-17

Demonstratie van Jeruzalems beleg

1-2 ‘Welnu, mensenzoon, neem een kleitablet, leg die voor u neer en teken er de plattegrond van Jeruzalem op. Maak een tekening van belegeringswallen die tegen de muren worden gebouwd, vijandelijke kampen er omheen en overal rond de muren stormrammen. 3Zet een ijzeren plaat tussen u en de stad, als een ijzeren muur. Richt voortdurend uw ogen op de stad, als zou u haar willen belegeren. Zo laat u zien dat een vijandelijk leger Jeruzalem zal innemen! Er zit een speciale bedoeling achter elke handeling die Ik u heb laten doen. Want het is een waarschuwing aan het adres van de Israëlieten. 4-5 Ga driehonderdnegentig dagen op uw linkerzij liggen om de zonden van Israël te dragen. Daarmee laat u zien dat Israël driehonderdnegentig jaar lang zal worden gestraft met gevangenschap en verguizing. Elke dag dat u daar ligt, staat voor één jaar bestraffing van Israël in de toekomst. 6Draai u daarna om en ga veertig dagen op uw rechterzij liggen. Dit keer draagt u de zonden van Juda. Elke dag telt voor één jaar. 7Ga ondertussen gewoon door met uw uitbeelding van Jeruzalems beleg, spreek uw profetieën uit met één ontblote arm, terwijl u daar ligt (als aanduiding van de kracht en de grote omvang van de aanval die tegen haar wordt gericht). Dit zal haar ondergang aankondigen! 8Ik zal u bovendien vastbinden, zodat u zich niet van de ene op de andere zij kunt draaien, tot u het aantal dagen van haar belegering hebt volgemaakt.

9Tijdens de eerste driehonderdnegentig dagen moet u brood eten, gemaakt uit een mengsel van tarwe, gerst, bonen, linzen, gierst en spelt. Zoek daarom nu deze ingrediënten bij elkaar en vermeng ze in een pot. 10U moet uzelf op rantsoen zetten en elke keer tweehonderd gram brood eten, één maaltijd per dag. 11Drink elke dag één liter water, neem regelmatig een slok. 12Neem elke dag meel uit het vat en bak dat net zoals gerstekoeken worden gebakken. Doe het zo dat iedereen het duidelijk kan zien. Als brandstof voor het vuur moet u gedroogde menselijke uitwerpselen gebruiken. Daarna kunt u het brood eten. 13Want de Here verklaart: de Israëlieten zullen op die manier onrein brood eten in de heidense landen waarheen Ik hen verban!’ 14Toen zei ik: ‘Och Oppermachtige Here, moet ik mij echt verontreinigen door menselijke uitwerpselen te gebruiken? Ik ben mijn leven lang niet verontreinigd. Vanaf mijn vroegste jeugd heb ik nooit van een dier gegeten dat door een ziekte was gestorven of dat ik gewond of dood had gevonden en ik heb ook nooit het vlees van een dier gegeten dat onze wet verbiedt.’ 15Toen zei de Here: ‘Goed, u mag uitwerpselen van koeien gebruiken, in plaats van menselijke.’ 16Hij vervolgde: ‘Mensenzoon, Ik zal zorgen dat de broodvoorraad opraakt in Jeruzalem. Zij zullen hun brood zorgvuldig moeten afwegen en het terneergeslagen opeten. Ook het water zal worden gerantsoeneerd en de mensen zullen het met verdriet drinken. 17Ik zal ervoor zorgen dat zij gebrek krijgen aan brood en water en dat zij elkaar angstig zullen aankijken wanneer zij zien hoe zij door hun zonden en onder de straf daarvoor wegkwijnen.’