Apocalypse 11 – BDS & HTB

La Bible du Semeur

Apocalypse 11:1-19

Les deux témoins11.0 Scène inspirée d’Ez 40.1-5 et Za 2.5-7 ; 4.

1Je reçus un roseau, une sorte de baguette d’arpenteur, avec cet ordre :

Debout, prends les mesures du temple de Dieu, de l’autel et de ceux qui se prosternent là dans l’adoration11.1 Cette formule suggère que ce sont les adorateurs qui constituent le temple à mesurer.. 2Mais laisse de côté le parvis extérieur du Temple, ne le mesure donc pas, car il a été abandonné aux peuples étrangers. Ils fouleront aux pieds la ville sainte pendant quarante-deux mois. 3Je confierai à mes deux témoins la mission de prophétiser, habillés de vêtements de deuil, pendant mille deux cent soixante jours. 4Ces deux témoins sont les deux oliviers et les deux chandeliers qui se tiennent devant le Seigneur de la Terre. 5Si quelqu’un veut leur faire du mal, un feu jaillit de leur bouche et consume leurs ennemis. Oui, si quelqu’un veut leur faire du mal, c’est ainsi qu’il lui faudra mourir11.5 Voir 2 R 1..

6Ces deux témoins ont le pouvoir de fermer le ciel pour empêcher la pluie de tomber durant tout le temps où ils prophétiseront. Ils ont aussi le pouvoir de changer les eaux en sang et de frapper la terre de toutes sortes de plaies, aussi souvent qu’ils le voudront11.6 Allusion à Elie (1 R 17.1) et à Moïse (Ex 7.17-21)..

7Mais lorsqu’ils auront achevé de rendre leur témoignage, la bête qui monte de l’abîme combattra contre eux, elle les vaincra et les tuera. 8Leurs cadavres resteront exposés sur la place de la grande ville qui s’appelle symboliquement Sodome et Egypte11.8 Sodome, ville connue pour son immoralité ; Egypte, pays de l’esclavage dont Dieu a libéré son peuple sous la conduite de Moïse., c’est la ville où leur Seigneur a été crucifié. 9Des gens de tout peuple, de toute tribu, de toute langue et de toute nation regarderont leurs cadavres pendant trois jours et demi et s’opposeront à leur ensevelissement. 10Tous les habitants de la terre seront dans la joie à cause de leur mort, ils s’en réjouiront et échangeront des cadeaux, car ces deux prophètes leur auront causé bien des tourments.

11Mais au bout de ces trois jours et demi, un esprit de vie venu de Dieu entra en eux, et ils se dressèrent sur leurs pieds. La terreur s’empara de tous les assistants. 12Une voix puissante venant du ciel cria aux deux témoins : « Montez ici ! » ; ils montèrent au ciel dans la nuée sous les regards de leurs ennemis. 13Au même instant se produisit un grand tremblement de terre qui fit s’effondrer la dixième partie de la ville et, dans ce tremblement de terre, sept mille personnes périrent. Les survivants furent saisis d’effroi, et rendirent hommage au Dieu du ciel.

14Le deuxième malheur est passé ; voici, le troisième malheur vient rapidement.

La septième trompette : la venue du royaume de Christ

15Le septième ange sonna de la trompette, et des voix retentirent dans le ciel : Le royaume du monde a passé maintenant aux mains de notre Seigneur et de son Messie. Il régnera éternellement.

16Et les vingt-quatre représentants du peuple de Dieu qui siègent devant Dieu sur leurs trônes se prosternèrent la face contre terre, et adorèrent Dieu 17en disant :

Seigneur Dieu tout-puissant

qui es et qui étais,

nous te disons

notre reconnaissance

car tu as mis en œuvre

ton immense puissance

pour établir ton règne.

18Les autres peuples s’étaient soulevés

dans leur fureur,

mais ta colère est arrivée.

L’heure est venue

où tous les morts seront jugés,

et où tes serviteurs les prophètes,

et les membres du peuple saint,

eux qui te craignent,

petits et grands,

seront récompensés.

C’est aussi le moment

où ceux qui détruisent la terre

seront détruits.

Les sept signes ou visions

19Alors s’ouvrit le temple de Dieu qui est dans le ciel, et le coffre de son alliance y apparut. Il y eut des éclairs, des voix, des coups de tonnerre, un tremblement de terre et une forte grêle.

Het Boek

Openbaring 11:1-19

De twee getuigen

1Ik kreeg een rietstengel als meetlat en er werd tegen mij gezegd: ‘Sta op, meet de tempel van God op en het altaar dat erin staat, en tel de mensen die Hem daar aanbidden. 2Maar meet het plein voor de tempel niet op, want dat is voor de vreemde volken bestemd. Zij zullen de heilige stad tweeënveertig maanden lang vertrappen. 3Dan zal Ik mijn twee getuigen sturen. Zij zullen rouwkleren dragen en tijdens die twaalfhonderdzestig dagen zeggen wat Ik hun opdraag.’ 4Deze twee getuigen zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaars die voor de Here van de hele aarde staan. 5Als iemand probeert hen kwaad te doen, komt er vuur uit hun mond, waardoor hun vijanden worden verteerd. Zo zal ieder gedood worden die hen kwaad wil doen. 6Zij hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt in de tijd dat zij als profeet namens God spreken. Zij hebben ook de macht al het water in bloed te veranderen en de wereld met allerlei rampen te teisteren, zo vaak zij dat willen.

7Als zij klaar zijn met hun getuigenis, zal het beest uit de onderwereld opkomen en hun de oorlog aandoen. Het zal hen overwinnen en doden.

8Hun lijken zullen drieëneenhalve dag op straat blijven liggen in de grote stad die symbolisch Sodom en Egypte heet, de stad waar ook hun Heer gekruisigd is. 9Van over de hele wereld zullen mensen ernaar komen kijken en men zal niet toestaan dat ze begraven worden. 10De bewoners van de aarde zullen blij zijn dat de twee profeten die namens God gesproken hebben, niet meer leven, omdat die hen gekweld hebben. Zij zullen feestvieren en elkaar geschenken sturen.

11Maar na drieëneenhalve dag liet God een geest van leven in hen komen en stonden ze weer op. Ieder die dat zag, werd vreselijk bang. 12Toen hoorden de twee profeten een luide stem uit de hemel zeggen: ‘Kom hierheen omhoog!’ Voor de ogen van hun vijanden gingen zij in een wolk naar de hemel.

13Op dat moment kwam er een zware aardbeving. Een tiende deel van de stad werd volledig verwoest en zevenduizend mensen kwamen om. De mensen die het er levend afbrachten, wisten niet waar zij het zoeken moesten en begonnen de God van de hemel te eren. 14De twee rampen zijn voorbij, maar kijk, de derde komt er direct achteraan!

15De zevende engel blies op zijn bazuin en luide stemmen in de hemel zeiden: ‘Nu hebben onze Here en zijn Christus de heerschappij over de hele wereld. Hij zal er voor altijd en eeuwig over heersen.’

16De vierentwintig ouderlingen die voor God op hun troon zaten, vielen in aanbidding voor Hem neer en zeiden: 17‘Here, Almachtige God, die is en die was, wij danken U dat U de macht in handen hebt genomen en het koningschap hebt aanvaard.

18De volken waren slecht, maar nu is uw toorn gekomen. Dit is de tijd om de doden te oordelen, om uw dienaren—de profeten en allen die bij U horen en ontzag voor U hebben, groot en klein—te belonen en om allen te verwoesten die van de aarde een woestenij maken.’ 19Gods tempel in de hemel ging open en de ark van zijn verbond met de mensen was te zien. Het bliksemde, rommelde en donderde, er kwam een aardbeving en een vreselijke hagelbui.