Marcus 9:33-50, Marcus 10:1-12 HTB

Marcus 9:33-50

Toen zij in Kafarnaüm waren gekomen, vroeg Hij aan zijn leerlingen: ‘Waar hebben jullie het onderweg over gehad?’ Zij durfden het niet te zeggen, want ze hadden lopen discussiëren wie van hen de belangrijkste was. Hij ging zitten en riep hen bij Zich. ‘Luister,’ zei Hij, ‘wie de eerste wil zijn, moet de allerlaatste zijn en iedereen dienen.’ Hij riep een kind bij Zich. Toen het tussen hen in stond, sloeg Hij zijn arm om het kind heen en zei: ‘Wie uit liefde voor Mij zoʼn kind ontvangt, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt mijn Vader, die Mij gestuurd heeft.’

Johannes zei: ‘Meester, wij hebben iemand gezien die uw naam gebruikte om boze geesten te verjagen. Wij hebben hem gezegd dat dat niet mocht, omdat hij niet bij ons hoort.’ Maar Jezus zei: ‘Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam wonderen doet, zal niet vlug kwaad van Mij spreken. Wie niet tégen ons is, is vóór ons. Wie jullie een beker water geeft, omdat jullie bij Mij horen, zal vast en zeker een beloning krijgen. Maar als iemand een van deze jonge mensen die in Mij geloven, op het slechte pad brengt, zou het voor hem beter zijn met een zware molensteen om zijn hals in de zee te worden gegooid.

Als uw hand of voet u tot slechte daden verleidt, hak hem dan af. Je kunt beter met één hand het eeuwige leven binnengaan, dan met twee handen in de hel terechtkomen, in het vuur dat nooit uitgaat. Als je voet je op het slechte pad brengt, hak hem dan af. Je kunt beter mank het eeuwige leven binnengaan, dan met twee voeten in de hel worden gegooid. En als je oog je op het slechte pad brengt, ruk het dan uit. Je kunt beter met één oog het Koninkrijk van God binnengaan, dan met twee ogen in de hel worden gegooid.

Daar blijven de wormen vreten en gaat het vuur nooit uit. Iedereen zal met vuur gezouten en gelouterd worden. Zout is goed. Maar als het zijn kracht verliest, hoe moet je het dan smaak geven? Zorg ervoor het zout in jezelf te bewaren. Leef in vrede met elkaar.’

Read More of Marcus 9

Marcus 10:1-12

Jezus over echtscheiding

Jezus verliet Kafarnaüm en ging naar het bergland van Judea en naar de andere zijde van de Jordaan. Er liepen weer veel mensen met Hem mee en Hij vertelde hun, net als altijd, over God. Er kwamen enkele Farizeeën naar Hem toe. Om Hem uit zijn tent te lokken, vroegen zij: ‘Mag een man van zijn vrouw scheiden?’ Hij vroeg: ‘Wat staat daarover in de wet van Mozes?’ ‘Dat het mag,’ antwoordden zij, ‘maar hij moet haar wel een brief meegeven, waarin staat dat zij niet langer zijn vrouw is.’ ‘Dat staat zo geschreven,’ zei Jezus, ‘omdat uw hart van steen is. Maar vanaf het begin van de schepping heeft God de mens gemaakt als man en vrouw. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, zich bij zijn vrouw voegen en werkelijk één met haar worden. Zij zijn niet langer twee, maar één. En geen mens mag scheiden wat God heeft samengebracht.’ Later, toen Hij met zijn leerlingen weer thuis was, begonnen die er ook over. Hij zei: ‘Als een man zijn vrouw verlaat en met een ander trouwt, pleegt hij overspel. En als een vrouw haar man verlaat en met een ander trouwt, pleegt ook zij overspel.’

Read More of Marcus 10