Psalms 52 – NIVUK & HTB

New International Version – UK

Psalms 52:1-9

Psalm 52In Hebrew texts 52:1-9 is numbered 52:3-11.

For the director of music. A maskilTitle: Probably a literary or musical term of David. When Doeg the Edomite had gone to Saul and told him: ‘David has gone to the house of Ahimelek.’

1Why do you boast of evil, you mighty hero?

Why do you boast all day long,

you who are a disgrace in the eyes of God?

2You who practise deceit,

your tongue plots destruction;

it is like a sharpened razor.

3You love evil rather than good,

falsehood rather than speaking the truth.52:3 The Hebrew has Selah (a word of uncertain meaning) here and at the end of verse 5.

4You love every harmful word,

you deceitful tongue!

5Surely God will bring you down to everlasting ruin:

he will snatch you up and pluck you from your tent;

he will uproot you from the land of the living.

6The righteous will see and fear;

they will laugh at you, saying,

7‘Here now is the man

who did not make God his stronghold

but trusted in his great wealth

and grew strong by destroying others!’

8But I am like an olive tree

flourishing in the house of God;

I trust in God’s unfailing love

for ever and ever.

9For what you have done I will always praise you

in the presence of your faithful people.

And I will hope in your name,

for your name is good.

Het Boek

Psalmen 52:1-9

1Voor muziekbegeleiding. Een leerdicht van David, nadat Doëg, de Edomiet aan Saül was gaan melden: “David is in het huis van Achimélek gekomen.” Wat pocht gij op boosheid, En snoeft gij op onrecht, 2Broedt gij voortdurend op onheil, Is uw tong als een vlijmscherp, verraderlijk mes? 3Gij kiest wat kwaad is boven het goede, De leugen boven de waarheid; 4Gij houdt alleen van verwarrende woorden, En bedriegelijke taal. 5Daarom zal God u vernielen, U weggooien eens en voor al, U wegsleuren uit uw tent, Uw wortel uit het land der levenden rukken. 6De rechtvaardigen zullen het huiverend zien, en over hem lachen: 7“Daar is nu de man, die zijn kracht niet in God heeft gezocht, Maar die op zijn grote rijkdom vertrouwde, En zich op zijn schatten beroemde!” 8Maar ik ben als een bloeiende olijf in Gods huis, En vertrouw op Gods goedheid voor eeuwig en immer. 9Eeuwig zal ik U danken, omdat het úw werk is geweest, En de goedheid van uw Naam voor uw vromen verkonden!