1Nze omukadde mpandiikira omukyala omulonde awamu n’abaana be, be njagalira ddala mu mazima, si nze mbaagala nzekka, wabula n’abo bonna abategeera amazima. 2Amazima ago gabeera mu ffe, era gajjanga kubeera mu ffe emirembe gyonna.
3Ekisa, n’okusaasira n’emirembe ebiva eri Katonda Kitaffe ne Yesu Kristo Omwana wa Kitaffe bijjanga kubeera naffe mu mazima ne mu kwagala.
4Nnasanyuka nnyo, bwe nnasanga abamu ku baana bo nga batambulira mu mazima nga bwe twalagirwa Kitaffe. 5Naye nnyabo kaakano nkusaba nga siri ng’akuwa ekiragiro ekiggya, naye nkujjukiza ekiragiro ekyo Katonda kye yatuwa okuva ku lubereberye nti, “Twagalanenga.” 6Era kuno kwe kwagalana nti tugonderenga ebiragiro bya Katonda. Kubanga okuva ku lubereberye twategeezebwa nga bwe tuteekwa okutambula.
7Mwekuume, abalimba bangi mu nsi abatakkiriza nti Yesu yayambala omubiri. Buli muntu ayogera bw’atyo mulimba era mulabe wa Kristo. 8Mwekuume, muleme okufiirwa kye twakolerera, wabula mukikuume kubanga mulifuna empeera yammwe yonna. 9Buli asukka ku ebyo Kristo by’ayigiriza n’atabinywereramu, talina Katonda; naye oyo anywerera mu kuyigiriza okwo alina Kitaffe n’Omwana. 10Omuntu yenna bw’ajja gye muli, n’atayigiriza bw’atyo, temumwanirizanga mu nnyumba yammwe, n’okulamusa temumulamusanga. 11Kubanga buli amusembeza aba yeenyigidde mu bikolwa ebyo ebibi.
12Mbadde na bingi eby’okubawandiikira, kyokka saagala byonna kubibawandiikira buwandiikizi, wabula nsuubira okubakyalira tulyoke twogeraganye nga tulabagana amaaso n’amaaso, essanyu lyaffe liryoke lituukirire.
13Abaana ba mwannyoko omulonde bakulamusizza.
1De présbuter aan de uitverkoren Vrouwe en haar kinderen, die ikzelf niet alleen, maar ook allen, die de waarheid hebben erkend, waarachtig liefhebben 2om de waarheid, die in ons woont en die in eeuwigheid bij ons zal blijven: 3de genade, barmhartigheid en vrede van God den Vader en van Jesus Christus, den Zoon des Vaders, zullen ons deel zijn door de waarheid en de liefde. 4Het heeft mij uitermate verheugd, dat ik onder uw kinderen er aangetroffen heb, die in de waarheid wandelen naar het bevel, dat we van den Vader hebben ontvangen. 5En nu bid ik u, Vrouwe, dat we elkander mogen beminnen; ik schrijf u dit niet als een nieuw gebod, maar als een, dat we bezitten van de aanvang af. 6En dit is de liefde: laat ons dus wandelen naar zijn geboden; dit is ook het gebod, dat gij van de aanvang af hebt vernomen: leeft er dus naar. 7Want er zijn veel dwaalleraars uitgegaan over de wereld, die niet belijden, dat Jesus Christus in het Vlees is gekomen. Zo iemand is dwaalleraar en Antichrist. 8Let op uzelf, opdat gij niet verliest, wat wij tot stand hebben gebracht, maar het volle loon moogt ontvangen. 9Wie nieuwigheden aanbrengt, en niet in de leer van Christus blijft, hij heeft God niet; maar wie standvastig blijft in de leer, hij heeft zowel den Vader als den Zoon. 10Wanneer iemand bij u komt en deze leer niet verkondigt, dan moet gij hem niet in uw huis ontvangen, noch een groet tot hem richten; 11want wie een groet tot hem richt, neemt deel aan zijn boze werken. 12Ik heb u nog veel te schrijven, maar ik wil het niet doen met papier en met inkt; ik hoop echter bij u te komen, en dan te spreken van mond tot mond, opdat onze vreugde volkomen mag zijn. 13De kinderen van uw uitverkoren Zuster groeten u!