詩篇 101 – JCB & HTB

Japanese Contemporary Bible

詩篇 101:1-8

101

1主よ。あなたがどんなに恵み深く

公正なお方であるかを、ほめ歌います。

2私は潔白な道を歩もうと心がけていますが、

神の助けなしには何もできません。

特に、御心にそった歩みをしたいと

せつに願う家庭の中でこそ、

助けていただきたいのです。

3卑しいものを退け、あらゆる不正を憎んで、

それにかかわることがないように助けください。

4いっさいの自己中心を捨て、

すべての悪から遠ざかります。

5陰で隣人を中傷するような人間には容赦をしません。

また、人々のうぬぼれや思い上がりも

黙って見てはいられません。

6神を敬う人こそ真の英雄と考えて、

私の家へ招きます。

身も心も潔白な人だけが、

わが家の召使となれるのです。

7うそを言ったり裏切ったりする人を

泊めることなどいたしません。

8悪人を追い出して神の都を守ることが、

私の日々の務めなのです。

Het Boek

Psalmen 101:1-8

1Een psalm van David. Van vroomheid en recht wil ik zingen, U loven, o Jahweh! 2Op de wandel der vromen gaan dichten: Ach, mocht hij mijn deel zijn! Rein van hart wil ik leven Binnen mijn huis; 3Voor mijn ogen niets dulden Wat slecht is. Uitspatting haat ik, En neem er geen deel aan; 4Een bedorven hart blijft verre van mij, En van kwaad wil ik niets weten. 5Wie heimelijk zijn naaste belastert, Doe ik verstommen; De hoogmoedige blik en het trotse hart Kan ik niet uitstaan. 6Mijn ogen zijn gericht op de getrouwen in het land, Om ze bij mij te doen wonen; En wie een onberispelijk leven leidt, Mag mij dienen. 7Maar niemand blijft in mijn huis, Die zich schuldig maakt aan bedrog; En wie leugens spreekt, Houdt geen stand voor mijn ogen. 8Iedere morgen delg ik Alle boosdoeners uit in den lande; En drijf uit Jahweh’s stad Alle misdadigers weg.