101
1主よ。あなたがどんなに恵み深く
公正なお方であるかを、ほめ歌います。
2私は潔白な道を歩もうと心がけていますが、
神の助けなしには何もできません。
特に、御心にそった歩みをしたいと
せつに願う家庭の中でこそ、
助けていただきたいのです。
3卑しいものを退け、あらゆる不正を憎んで、
それにかかわることがないように助けください。
4いっさいの自己中心を捨て、
すべての悪から遠ざかります。
5陰で隣人を中傷するような人間には容赦をしません。
また、人々のうぬぼれや思い上がりも
黙って見てはいられません。
6神を敬う人こそ真の英雄と考えて、
私の家へ招きます。
身も心も潔白な人だけが、
わが家の召使となれるのです。
7うそを言ったり裏切ったりする人を
泊めることなどいたしません。
8悪人を追い出して神の都を守ることが、
私の日々の務めなのです。
1Een psalm van David. Van vroomheid en recht wil ik zingen, U loven, o Jahweh! 2Op de wandel der vromen gaan dichten: Ach, mocht hij mijn deel zijn! Rein van hart wil ik leven Binnen mijn huis; 3Voor mijn ogen niets dulden Wat slecht is. Uitspatting haat ik, En neem er geen deel aan; 4Een bedorven hart blijft verre van mij, En van kwaad wil ik niets weten. 5Wie heimelijk zijn naaste belastert, Doe ik verstommen; De hoogmoedige blik en het trotse hart Kan ik niet uitstaan. 6Mijn ogen zijn gericht op de getrouwen in het land, Om ze bij mij te doen wonen; En wie een onberispelijk leven leidt, Mag mij dienen. 7Maar niemand blijft in mijn huis, Die zich schuldig maakt aan bedrog; En wie leugens spreekt, Houdt geen stand voor mijn ogen. 8Iedere morgen delg ik Alle boosdoeners uit in den lande; En drijf uit Jahweh’s stad Alle misdadigers weg.