Handelingen 9 – HTB & TNCV

Het Boek

Handelingen 9:1-43

1Intussen ziedde Saul nog altijd van dreigementen en moordlust tegen de leerlingen des Heren. Hij ging naar den hogepriester, 2en vroeg hem brieven voor de synagogen te Damascus, om alle lieden van dit soort, mannen als vrouwen, geboeid naar Jerusalem te voeren. 3Maar toen hij op zijn reis Damascus naderde, bliksemde eensklaps een licht uit de hemel om hem heen. 4Hij viel op de grond, en hoorde een stem, die hem zeide: Saul, Saul, waarom vervolgt ge Mij? 5Hij sprak: Wie zijt Gij Heer? En de stem: Ik ben Jesus, dien gij vervolgt; (het valt u hard terug te slaan tegen de prikkel 6Sidderend van angst zeide hij: Heer, wat wilt Gij, dat ik doe? En de Heer zeide tot hem:) Sta op, en ga naar de stad; daar zal men u zeggen, wat ge moet doen. 7De mannen, die met hem reisden, stonden sprakeloos van verbazing; want ze hoorden wel de stem maar zagen niemand. 8Nu stond Saul op van de grond; maar al waren zijn ogen open, hij zag niets. Men leidde hem dus bij de hand, en bracht hem naar Damascus. 9Hij bleef er drie dagen zonder te zien; hij at niet en dronk niet. 10Te Damascus woonde een leerling, Ananias genaamd. De Heer sprak tot hem in een visioen: Ananias. Hij antwoordde: Hier ben ik, Heer. 11De Heer zeide hem: Sta op, en ga naar de straat, de Rechte genaamd, en vraag in het huis van Judas naar een man uit Tarsus Saul geheten. Zie, hij is in gebed, 12en hij heeft een man zien binnenkomen, die Ananias heet, en hem de handen oplegt, om hem weer te doen zien. 13Maar Ananias antwoordde: Heer, ik heb van velen gehoord, hoeveel kwaad die man uw heiligen te Jerusalem heeft berokkend. 14En hij is hier met een volmacht van de opperpriesters, om allen, die uw Naam aanroepen, in boeien te slaan. 15Maar de Heer sprak tot hem: Ga. Want die man is Mij een uitverkoren werktuig, om mijn Naam te verkondigen voor volkeren en vorsten, en Israëls zonen; 16en Ikzelf zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet voor mijn Naam. 17Nu ging Ananias heen, trad het huis binnen, legde hem de handen op, en sprak: Broeder Saul, de Heer Jesus, die u onderweg is verschenen, heeft mij gezonden, opdat ge weer zien moogt, en vervuld moogt worden van den Heiligen Geest. 18Aanstonds vielen hem, om zo te zeggen, de schillen van de ogen, en hij zag weer. Hij stond op, en werd gedoopt. 19Toen nam hij voedsel, en kwam weer op krachten. Nu bleef hij enige dagen bij de leerlingen te Damascus, 20en aanstonds begon hij in de synagogen te preken, dat Jesus Gods Zoon is. 21Allen die het hoorden, stonden verbaasd, en zeiden: Is dat niet de man, die te Jerusalem allen trachtte uit te roeien, die deze Naam aanroepen; en is hij niet hierheen gekomen, om ze in boeien voor de opperpriesters te slepen? 22Maar Saul trad steeds krachtiger op, en bracht de Joden, die te Damascus woonden, van hun stuk, door te bewijzen: Hij is de Christus 23Na enige tijd spanden de Joden dan ook samen, om hem te doden. 24Hun plan werd echter aan Saul bekend. En daar ze dag en nacht wacht bij de poorten hielden, om hem te vermoorden, 25namen de leerlingen hem op een nacht mee, en lieten hem over de stadsmuur in een mand naar beneden. 26Te Jerusalem aangekomen, trachtte hij zich bij de leerlingen aan te sluiten. Maar allen waren bang voor hem; want ze geloofden niet, dat hij een leerling was. 27Doch Bárnabas nam hem bij zich op, bracht hem bij de apostelen en deelde hun mee, hoe hij onderweg den Heer had gezien en deze hem had toegesproken, en hoe hij te Damascus vrijmoedig gepreekt had in Jesus’ naam. 28Toen ging hij te Jerusalem vertrouwelijk met hen om, trad met vrijmoedigheid op in de naam des Heren, 29en redetwistte met de hellenisten maar die zochten hem te doden. 30Toen de broeders dit bemerkten, brachten ze hem naar Cesarea, en lieten hem vandaar naar Tarsus vertrekken. 31Nu genoot de kerk vrede in heel Judea, Galilea en Samaria; steeds meer nam ze toe in de vreze des Heren, en breidde zich uit door de inspraak van den Heiligen Geest. 32Eens op een rondreis bezocht Petrus ook de heiligen die te Ludda woonden. 33Daar vond hij een man, Eneas genaamd. die sinds acht jaren bedlegerig was en verlamd. 34En Petrus zeide hem: Eneas, Jesus, de Christus, geneest u; sta op, en spreid uw eigen bed. Ogenblikkelijk stond hij op. 35Al de inwoners van Ludda en van de Sjarónvlakte zagen hem, en bekeerden zich tot den Heer. 36Nu woonde er te Joppe een leerlinge, Tabita genaamd, wat Dorkas betekent; ze deed vele goede werken en gaf veel aalmoezen. 37Juist in die dagen werd ze ziek en stierf; men waste haar, en legde haar in de opperzaal neer. 38Daar Ludda dicht bij Joppe ligt, en de leerlingen hadden vernomen, dat Petrus zich dáár bevond, zonden ze twee mannen naar hem toe, met het verzoek: Kom zonder uitstel naar ons over. 39Petrus stond op, en ging met hen mee. Bij zijn aankomst bracht men hem in de opperzaal. Wenend stonden daar alle weduwen om hem heen, en toonden hem al de mantels en kleren, die Dorkas gemaakt had, toen ze nog leefde. 40Petrus zond allen heen, knielde neer, en bad. Toen keerde hij zich tot de dode, en sprak: Tabita, sta op. Ze opende haar ogen, en ging overeind zitten, toen ze Petrus zag; 41hij reikte haar de hand, en richtte ze op. Nu riep hij de heiligen en de weduwen binnen, en plaatste haar levend in hun midden. 42Dit werd in heel Joppe bekend, en velen geloofden in den Heer. 43Nog geruime tijd bleef hij te Joppe, bij zekeren Simon, een leerlooier.

Thai New Contemporary Bible

กิจการของอัครทูต 9:1-43

เซาโลกลับใจ

(กจ.22:3-16; 26:9-18)

1ขณะเดียวกันเซาโลยังข่มขู่จะเข่นฆ่าสาวกขององค์พระผู้เป็นเจ้า เซาโลเข้าพบมหาปุโรหิต 2และขอจดหมายถึงธรรมศาลาต่างๆ ในเมืองดามัสกัสเพื่อว่าถ้าเขาพบใครก็ตามที่ถือ “ทางนั้น” ไม่ว่าชายหรือหญิงจะได้คุมตัวเป็นนักโทษมายังกรุงเยรูซาเล็ม 3เมื่อเขาเดินทางมาเกือบถึงเมืองดามัสกัส ทันใดนั้นมีแสงสว่างจากฟ้าสวรรค์ส่องแวบวาบรอบตัวเซาโล 4เขาล้มลงกับพื้นและได้ยินพระสุรเสียงตรัสกับเขาว่า “เซาโล เซาโลเอ๋ย เจ้าข่มเหงเราทำไม?”

5เซาโลถามว่า “พระองค์เจ้าข้า พระองค์ทรงเป็นผู้ใด?”

พระองค์ตรัสตอบว่า “เราคือเยซูผู้ที่เจ้ากำลังข่มเหง 6บัดนี้จงลุกขึ้นเข้าไปในเมืองและจะมีผู้บอกให้เจ้ารู้ว่าเจ้าต้องทำประการใด”

7ผู้คนที่ร่วมทางมากับเซาโลยืนนิ่งพูดไม่ออก พวกเขาได้ยินเสียงนั้นแต่ไม่เห็นใคร 8เซาโลลุกขึ้นจากพื้นแต่เมื่อเขาลืมตาก็มองอะไรไม่เห็น ดังนั้นพวกเขาจึงจูงมือเซาโลเข้าเมืองดามัสกัส 9เซาโลตาบอดและไม่ได้กินดื่มอะไรเลยเป็นเวลาสามวัน

10ในเมืองดามัสกัสมีสาวกคนหนึ่งชื่ออานาเนีย องค์พระผู้เป็นเจ้าตรัสเรียกเขาในนิมิตว่า “อานาเนียเอ๋ย!”

เขาทูลว่า “พระเจ้าข้า”

11องค์พระผู้เป็นเจ้าตรัสบอกเขาว่า “จงไปที่บ้านยูดาสบนถนนที่เรียกว่าถนนตรง แล้วถามหาคนชื่อเซาโลจากเมืองทาร์ซัส เพราะเขากำลังอธิษฐานอยู่ 12และในนิมิตเขาเห็นคนหนึ่งชื่ออานาเนียมาวางมือบนเขาเพื่อให้สายตาของเขากลับเป็นปกติ”

13อานาเนียทูลตอบว่า “พระองค์เจ้าข้า ข้าพระองค์ได้ยินมามากมายเกี่ยวกับคนนี้และการร้ายสารพัดที่เขาได้ทำต่อประชากรของพระองค์ในกรุงเยรูซาเล็ม 14และเขาก็มาที่นี่พร้อมด้วยสิทธิอำนาจจากหัวหน้าปุโรหิตเพื่อจับกุมคนทั้งปวงที่ร้องออกพระนามของพระองค์”

15แต่องค์พระผู้เป็นเจ้าตรัสกับอานาเนียว่า “ไปเถิด! ชายผู้นี้คืออุปกรณ์ที่เราได้เลือกสรรไว้เพื่อนำนามของเราไปยังคนต่างชาติและบรรดากษัตริย์ของพวกเขาตลอดจนประชากรอิสราเอล 16เราจะแสดงให้เขาเห็นว่าเขาต้องทนทุกข์มากมายเพียงใดเพื่อนามของเรา”

17แล้วอานาเนียจึงไปที่บ้านนั้น วางมือบนเซาโล และกล่าวว่า “พี่เซาโลเอ๋ย องค์พระผู้เป็นเจ้าคือพระเยซูผู้ทรงปรากฏแก่ท่านระหว่างทางที่จะมาที่นี่ได้ทรงส่งข้าพเจ้ามาเพื่อท่านจะมองเห็นได้อีกและเพื่อท่านจะได้เปี่ยมด้วยพระวิญญาณบริสุทธิ์” 18ทันใดนั้นมีบางอย่างเหมือนเกล็ดหล่นจากตาของเซาโลและเขาก็มองเห็นได้อีก เขาจึงลุกขึ้นและรับบัพติศมา 19หลังจากรับประทานอาหารแล้วเขาก็กลับมีกำลังขึ้น

เซาโลในดามัสกัสและเยรูซาเล็ม

เซาโลพักอยู่กับพวกสาวกในเมืองดามัสกัสหลายวัน 20เขาเริ่มเทศนาในธรรมศาลาต่างๆ ทันทีว่าพระเยซูทรงเป็นพระบุตรของพระเจ้า 21ทุกคนที่ได้ยินก็ประหลาดใจและพูดกันว่า “ชายคนนี้ไม่ใช่หรือที่ทำลายล้างบรรดาผู้ที่ร้องออกพระนามนี้ในกรุงเยรูซาเล็ม? และเขามาที่นี่ก็เพื่อจับคนพวกนั้นเป็นนักโทษส่งให้หัวหน้าปุโรหิตไม่ใช่หรือ?” 22กระนั้นเซาโลก็ยิ่งเข้มแข็งขึ้นและทำให้ชาวยิวในเมืองดามัสกัสจนปัญญาโดยพิสูจน์ว่าพระเยซูทรงเป็นพระคริสต์9:22 หรือพระเมสสิยาห์

23หลายวันผ่านไปพวกยิวคบคิดกันจะฆ่าเขา 24แต่เซาโลล่วงรู้แผนการของพวกเขา พวกยิวเฝ้าอยู่ที่ประตูเมืองทั้งวันทั้งคืนเพื่อจะฆ่าเขา 25แต่ศิษย์ของเซาโลพาเขาออกมาตอนกลางคืนโดยให้เขาซุกตัวในเข่งแล้วหย่อนลงมาจากช่องกำแพงเมือง

26เมื่อเซาโลมาถึงเยรูซาเล็มก็พยายามเข้าร่วมกับเหล่าสาวกแต่เขาเหล่านั้นล้วนกลัวเซาโลไม่เชื่อว่าเขาเป็นสาวกจริงๆ 27แต่บารนาบัสพาเขาไปพบเหล่าอัครทูตและเล่าให้ฟังว่าที่กลางทางเซาโลได้เห็นองค์พระผู้เป็นเจ้าและพระองค์ตรัสกับเขาอย่างไร และเขาได้เทศนาที่เมืองดามัสกัสในพระนามของพระเยซูโดยไม่เกรงกลัวอย่างไรบ้าง 28ดังนั้นเซาโลจึงได้พักกับพวกเขาและเข้านอกออกในอย่างอิสระในกรุงเยรูซาเล็มและกล่าวในพระนามขององค์พระผู้เป็นเจ้าด้วยความอาจหาญ 29เขาพูดและโต้แย้งกับพวกยิวผู้ถือธรรมเนียมกรีกแต่พวกนั้นพยายามจะฆ่าเขา 30เมื่อพวกพี่น้องทราบเรื่องจึงพาเซาโลมายังเมืองซีซารียาและส่งไปเมืองทาร์ซัส

31จากนั้นคริสตจักรทั่วแคว้นยูเดีย กาลิลี และสะมาเรียจึงมีสันติสุข คริสตจักรได้รับการเสริมสร้างขึ้นและเพิ่มจำนวนมากขึ้น เนื่องจากพวกเขาดำเนินชีวิตด้วยความยำเกรงองค์พระผู้เป็นเจ้าและได้รับการปลอบโยนโดยพระวิญญาณบริสุทธิ์

ไอเนอัสและโดรคัส

32ขณะเปโตรเดินทางไปยังที่ต่างๆ เขาได้ไปเยี่ยมประชากรของพระเจ้าในเมืองลิดดา 33ที่นั่นเขาพบชายคนหนึ่งชื่อไอเนอัสนอนเป็นอัมพาตมาแปดปี 34เปโตรกล่าวกับเขาว่า “ไอเนอัสเอ๋ย พระเยซูคริสต์ทรงรักษาท่าน จงลุกขึ้นเก็บที่นอนเถิด” ทันใดนั้นไอเนอัสก็ลุกขึ้น 35คนทั้งปวงในเมืองลิดดาและในที่ราบชาโรนเห็นแล้วก็กลับใจมาหาองค์พระผู้เป็นเจ้า

36ในเมืองยัฟฟามีสาวกคนหนึ่งชื่อทาบิธา (ซึ่งแปลว่า โดรคัส9:36 ทั้งทาบิธา(ภาษาอาราเมค) และโดรคัส(ภาษากรีก) แปลว่าเนื้อทราย) ซึ่งประกอบคุณงามความดีและช่วยเหลือผู้ยากไร้อยู่เสมอ 37ระหว่างนั้นนางล้มป่วยและเสียชีวิต ร่างของนางได้รับการชำระและวางอยู่ในห้องชั้นบน 38เมืองลิดดาอยู่ใกล้กับเมืองยัฟฟา ฉะนั้นเมื่อพวกสาวกได้ข่าวว่าเปโตรอยู่ในเมืองลิดดาจึงส่งชายสองคนมาหาเขาและรบเร้าว่า “ขอโปรดมาในทันที!”

39เปโตรมากับคนทั้งสอง เมื่อมาถึงพวกเขาก็พาเปโตรขึ้นไปยังห้องชั้นบนนั้น บรรดาหญิงม่ายมาห้อมล้อมเปโตร ร้องไห้ และให้เขาดูเสื้อผ้าต่างๆ ที่โดรคัสทำให้ขณะยังมีชีวิตอยู่

40เปโตรให้คนทั้งปวงออกไปจากห้องแล้วคุกเข่าลงอธิษฐาน เขาหันมาทางหญิงผู้ตายและกล่าวว่า “ทาบิธาเอ๋ย ลุกขึ้นเถิด” นางก็ลืมตา เมื่อเห็นเปโตรนางก็ลุกขึ้นนั่ง 41เขาจึงจับมือนางพยุงให้ยืนขึ้นแล้วเรียกบรรดาผู้เชื่อและพวกหญิงม่ายนั้นมามอบหญิงซึ่งเป็นขึ้นนั้นให้พวกเขา 42เรื่องนี้แพร่ไปทั่วเมืองยัฟฟาและคนเป็นอันมากได้มาเชื่อในองค์พระผู้เป็นเจ้า 43เปโตรพักอยู่กับซีโมนช่างฟอกหนังในเมืองยัฟฟาระยะหนึ่ง