诗篇 135 – CCB & HTB

Chinese Contemporary Bible (Simplified)

诗篇 135:1-21

第 135 篇

赞美之歌

(平行经文:诗篇115:4-11

1-2你们要赞美耶和华!

赞美祂的名!

耶和华的仆人啊,

在耶和华的殿中,

在我们上帝的院宇中事奉的人啊,

你们要赞美祂!

3你们要赞美耶和华,

因为祂是美善的;

你们要歌颂祂的名,

因为祂的名美好无比。

4祂拣选雅各做祂的子民,

拣选以色列作祂的产业。

5我知道耶和华伟大,

我们的主超越一切神明。

6耶和华在天上、地下、海洋、

深渊按自己的旨意行事。

7祂使云雾从地极上升,

发出电光,带来雨水,

从祂的仓库带出风来。

8祂击杀了埃及人的长子和头胎的牲畜。

9祂在埃及行神迹奇事,

惩罚法老和他的一切臣仆。

10祂毁灭列国,

杀戮强大的君王:

11亚摩利西宏巴珊迦南所有的君王。

12祂把这些国家的土地赐给祂的以色列子民,

作为他们的产业。

13耶和华啊,

你的名永远长存,

你的威名传到万代。

14因为耶和华必为祂的子民申冤,

怜悯祂的仆人。

15外族人的神像是人用金银造的。

16它们有口不能说,有眼不能看,

17有耳不能听,口中毫无气息。

18那些制造它们、信靠它们的人也会和它们一样。

19以色列人啊,

你们要称颂耶和华!

亚伦的子孙啊,

你们要称颂耶和华!

20利未的子孙啊,

你们要称颂耶和华!

你们敬畏耶和华的人都要称颂祂!135:15-20 平行经文:诗篇115:4-11

21要赞美锡安的耶和华,

赞美住在耶路撒冷的耶和华。

你们要赞美耶和华!

Het Boek

Psalmen 135:1-21

1Halleluja! Looft Jahweh’s Naam, Looft Hem, dienaars van Jahweh: 2Gij, die in het huis van Jahweh staat, In de voorhoven van het huis van onzen God! 3Looft Jahweh: want Jahweh is goed, Verheerlijkt zijn Naam: want die is zo lieflijk; 4Want Jahweh heeft Zich Jakob verkoren, En Israël tot zijn bezit! 5Ja, ik weet het: Jahweh is groot, Onze Heer boven alle goden verheven; 6Jahweh doet wat Hij wil In hemel en aarde, in zeeën en diepten. 7Hij laat de wolken verrijzen Aan de kimmen der aarde; Smeedt de bliksem tot regen, Haalt de wind uit zijn schuren. 8Hij was het, die Egypte’s eerstgeborenen sloeg, Van mensen en vee; 9Die tekenen en wonderen deed in uw midden, Egypte, Tegen Farao en al die hem dienden; 10Die talrijke volken versloeg, En machtige koningen doodde: 11Sichon, den vorst der Amorieten, En Og, den koning van Basjan. Hij was het, die alle vorsten vernielde En alle koninkrijken van Kanaän; 12En die hun land ten erfdeel gaf, Tot bezit aan Israël, zijn volk. 13Uw Naam duurt eeuwig, o Jahweh, Uw roem, o Jahweh, van geslacht tot geslacht; 14Want Jahweh schaft recht aan zijn volk, En ontfermt Zich over zijn dienaars. 15Maar de goden der volken zijn zilver en goud, Door mensenhanden gemaakt: 16Ze hebben een mond, maar kunnen niet spreken; Ogen, maar kunnen niet zien; 17Oren, maar kunnen niet horen; Ze hebben geen adem in hun mond. 18Aan hen worden gelijk, die ze maken, En allen, die er op hopen! 19Huis van Israël, zegent dan Jahweh; Huis van Aäron, zegent dan Jahweh; 20Huis van Levi, zegent dan Jahweh; Die Jahweh vrezen, zegent dan Jahweh; 21Gezegend zij Jahweh uit Sion, Hij, die in Jerusalem woont!