Salmernes Bog 83 – BPH & HTB

Bibelen på hverdagsdansk

Salmernes Bog 83:1-19

Israels fjender

1En sang af Asaf.

2Åh, Gud, sid ikke bare dér,

vær ikke så passiv og tavs!

3Hør, hvor dine fjender larmer.

Se, hvor dine modstandere knejser.

4De lægger snedige planer mod dit folk,

udtænker ondt mod dem, du holder af.

5„Lad os udslette hele folket,” siger de,

„så Israel forsvinder totalt.”

6De enes om en plan

og slutter pagt imod dig,

7beduiner fra Edom og Moab,

ishmaelitter sammen med hagritter,

8geballitter, ammonitter og amalekitter,

filistre og folk fra Tyrus.

9Selv Assyrien har sluttet sig til dem,

de støtter nu Lots efterkommere.

10Gør med dem, som du gjorde med midjanitterne.

Du slog jo Sisera og Jabin ved Kishonfloden,83,10 Se Dommerbogen 4-8.

11de blev tilintetgjort ved En-Dor,

deres kroppe rådnede på slagmarken.

12Lad det gå deres ledere som Oreb og Ze’eb,

deres fyrster som Zeba og Zalmunna.

13De sagde: „Lad os erobre Guds græsgange

og gøre dem til vores!”

14Min Gud, lad dem blive som visne tidsler,

som avner, der flyver bort i vinden.

15Som ild, der æder sig gennem skoven,

som flammer, der sætter bjerge i brand,

16skal dit stormvejr forfølge dem,

din hvirvelvind forfærde dem.

17Lad dem blive ydmyget så dybt,

at de forstår, hvem du er, Herre.

18Gør dem skamfulde og skrækslagne,

lad dem få en frygtelig død.

19Vis dem, at du er Herren, den Almægtige,

som hersker over hele jorden.

Het Boek

Psalmen 83:1-18

1Een lied; een psalm van Asaf. O God, houd U niet stil, Niet rustig en werkeloos, o God! 2Want zie, uw vijanden razen, En uw haters steken hun hoofden omhoog. 3Ze smeden listige plannen tegen uw volk, En spannen tegen uw beschermelingen samen: 4“Komt, laat ons ze uitroeien uit de rij van de volken, Zodat men zelfs Israëls naam niet meer noemt!” 5Ja, eensgezind hebben ze samengezworen, En een verbond gesloten tegen U: 6De tenten van Edom en van de Jisjmaëlieten, Van Moab en de zonen van Hagar. 7En Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de bewoners van Tyrus, 8Zelfs Assjoer sluit zich bij hen aan, En leent zijn arm aan de zonen van Lot. 9Doe met hen als met Midjan, Als met Sisera en Jabin bij de beek Kisjon, 10Die bij En-Dor werden vernietigd, En tot mest voor het veld zijn gemaakt. 11Zet het hun vorsten betaald als Oreb en Zeëb, Als Zébach en Salmoenna, 12Met al hun groten, die zeggen: Laat ons het land van God gaan bezetten! 13Maak ze aan dwarrelende blaren gelijk, o mijn God, En aan kaf voor de wind! 14En zoals het vuur de bossen verteert, De vlammen de bergen verzengen: 15Zo moogt Gij hen met uw stormwind vervolgen, In verwarring brengen door uw orkaan! 16Bedek met smaad hun gelaat, Opdat ze uw Naam mogen eren, o Jahweh; 17Laat ze beschaamd staan en verbijsterd voor eeuwig, En in schande vergaan! 18Dan zullen zij weten, dat “Jahweh” uw Naam is; Dat Gij de Allerhoogste zijt op heel de aarde, Gij alleen!