อิสยาห์ 14 – TNCV & HTB

Thai New Contemporary Bible

อิสยาห์ 14:1-32

1องค์พระผู้เป็นเจ้าจะทรงเอ็นดูสงสารยาโคบ

พระองค์จะทรงเลือกสรรอิสราเอลอีกครั้งหนึ่ง

และจะนำพวกเขากลับมาตั้งถิ่นฐานในแผ่นดินของพวกเขา

ชนต่างชาติจะมาสมทบ

และเข้าร่วมกับวงศ์วานของยาโคบ

2ประชาชาติต่างๆ จะรับ

และนำพวกเขากลับคืนถิ่น

วงศ์วานอิสราเอลจะครอบครองประชาชาติต่างๆ

ซึ่งจะเป็นผู้รับใช้ชายหญิงในแผ่นดินขององค์พระผู้เป็นเจ้า

ผู้ที่จับอิสราเอลเป็นเชลยจะตกเป็นเชลยของอิสราเอล

และอิสราเอลจะปกครองผู้ที่เคยกดขี่ข่มเหงพวกเขา

3ในวันที่องค์พระผู้เป็นเจ้าทรงให้เจ้าพ้นจากความทุกข์ทรมาน ความชุลมุนวุ่นวาย และพันธนาการอันโหดร้าย 4เจ้าจะเย้ยหยันกษัตริย์บาบิโลนดังนี้ว่า

ผู้กดขี่ข่มเหงมาถึงจุดจบได้อย่างไรหนอ!

ความเกรี้ยวกราดของเขาสิ้นสุดลงได้อย่างไร!

5องค์พระผู้เป็นเจ้าทรงหักไม้เรียวของคนชั่วร้าย

ทรงหักคทาของผู้ครอบครอง

6ซึ่งกระหน่ำตีชาติต่างๆ อย่างไม่หยุดยั้ง

ด้วยแรงโทสะ

และปราบนานาประเทศ

ด้วยการจู่โจมอย่างอำมหิต

7ดินแดนทั้งปวงก็หยุดพักและสงบสุข

พวกเขาเปล่งเสียงร้องเพลง

8แม้แต่ต้นสนต่างๆ และสนซีดาร์แห่งเลบานอน

ก็เปรมปรีดิ์และกล่าวว่า

“เดี๋ยวนี้เจ้าตกต่ำแล้ว

ก็ไม่มีคนตัดไม้มาโค่นเรา”

9แดนมรณะเบื้องล่าง

ลุกขึ้นต้อนรับเจ้า

มันปลุกวิญญาณของบรรดาผู้ที่จากไปให้มาทักทายเจ้า

คือผู้ที่เคยเป็นผู้นำของโลก

มันทำให้เหล่ากษัตริย์ผู้เคยปกครองเหนือบรรดาประชาชาติ

ลุกขึ้นมาจากบัลลังก์ของพวกเขา

10พวกเขาจะร้องออกมา

เป็นเสียงเดียวกันว่า

“บัดนี้ท่านก็อ่อนแอเหมือนพวกเรา

ท่านกลับกลายเป็นเหมือนเรา”

11ความลำพองของเจ้าลงไปในหลุม

พร้อมกับเสียงพิณของเจ้า

หนอนยั้วเยี้ยอยู่ใต้ร่างของเจ้า

และไส้เดือนปกคลุมตัวเจ้า

12โอ ดาวประจำรุ่ง โอรสแห่งรุ่งอรุณ!

เจ้าร่วงลงมาจากฟ้าสวรรค์แล้วสิหนา

ครั้งหนึ่งเจ้าเคยปราบประชาชาติต่างๆ ให้ตกต่ำ

แต่บัดนี้เจ้าถูกเหวี่ยงทิ้งลงมายังโลกเสียแล้ว!

13เจ้ารำพึงว่า

“เราจะขึ้นไปสวรรค์

เราจะยกบัลลังก์ของเราขึ้น

เหนือดวงดาราทั้งปวงของพระเจ้า

เราจะครอบครองเหนือภูเขาแห่งการชุมนุม

บนยอดสูงสุดของภูเขาศักดิ์สิทธิ์14:13 หรือทางเหนือ

14เราจะขึ้นไปเหนือเมฆ

เราจะตีเสมอองค์ผู้สูงสุด”

15แต่เจ้าถูกนำลงมาสู่หลุมฝังศพ

มาสู่ห้วงเหวลึก

16บรรดาผู้ที่เห็นเจ้าก็จ้องมอง

และใคร่ครวญชะตาของเจ้าว่า

“นี่หรือผู้เขย่าโลก

และทำให้อาณาจักรต่างๆ สั่นสะท้าน?

17นี่หรือผู้ที่ทำให้โลกเป็นถิ่นกันดาร

ผู้ล้มล้างนครต่างๆ

และไม่ยอมปล่อยเชลยกลับคืนถิ่น?”

18บรรดากษัตริย์ชาติต่างๆ

นอนอยู่ในหลุมฝังศพของตนอย่างสมเกียรติ

19แต่ร่างของเจ้าถูกเหวี่ยงทิ้งออกมา

เหมือนกิ่งไม้หัก

ถูกทับถมด้วยร่างของคนที่ถูกฆ่า

ผู้ตายด้วยคมดาบ

ผู้ลงไปสู่พื้นหินของเหว

ดั่งศพที่ถูกเหยียบย่ำ

20เจ้าจะไม่ได้รับการฝังศพอย่างพวกเขา

เพราะเจ้าได้ทำลายล้างดินแดนของเจ้า

และเข่นฆ่าประชากรของเจ้า

ลูกหลานของคนชั่วร้าย

จะไม่ถูกเอ่ยถึงอีกเลย

21จงเตรียมที่สำหรับประหารลูกๆ ของเขา

เพราะบาปของบรรพบุรุษ

พวกเขาไม่ได้ขึ้นมาครอบครองดินแดนนั้น

ไม่ได้สร้างเมืองบนแผ่นดินโลก

22พระยาห์เวห์ผู้ทรงฤทธิ์ประกาศว่า

“เราจะลุกขึ้นมาต่อสู้พวกเขา

เราจะตัดชื่อคนที่เหลืออยู่

ทั้งเชื้อสายและวงศ์วานออกจากบาบิโลน”

องค์พระผู้เป็นเจ้าประกาศดังนั้น

23“เราจะทำให้บาบิโลนกลับกลายเป็นถิ่นนกเค้าแมว

เต็มไปด้วยหนองบึงและปลักโคลน

เราจะกวาดดินแดนนี้ด้วยไม้กวาดแห่งหายนะ”

พระยาห์เวห์ผู้ทรงฤทธิ์ประกาศดังนั้น

คำพยากรณ์กล่าวโทษอัสซีเรีย

24พระยาห์เวห์ผู้ทรงฤทธิ์ทรงปฏิญาณไว้ว่า

“เราวางแผนไว้อย่างไร มันจะเป็นอย่างนั้นแน่นอน

และเราประสงค์อย่างไร มันจะเกิดขึ้นตามนั้น

25เราจะขยี้ทัพอัสซีเรียในดินแดนของเรา

เราจะเหยียบเขาลงที่ภูเขาของเรา

เราจะกำจัดแอกจากประชากรของเรา

และขจัดภาระจากบ่าของพวกเขา”

26นี่เป็นแผนการที่กำหนดไว้สำหรับโลกทั้งโลก

นี่คือพระหัตถ์ซึ่งเงื้อขึ้นเหนือประชาชาติทั้งปวง

27เพราะพระยาห์เวห์ผู้ทรงฤทธิ์ได้ทรงกำหนดไว้ ใครเล่าจะพลิกผันได้?

พระองค์ทรงยื่นพระหัตถ์ออกมา ใครเล่าจะทำให้พระองค์ทรงหดพระหัตถ์กลับไป?

คำพยากรณ์กล่าวโทษฟีลิสเตีย

28ในปีที่กษัตริย์อาหัสสิ้นพระชนม์ มีพระดำรัสจากพระเจ้าดังนี้ว่า

29ชาวฟีลิสเตียทั้งปวงเอ๋ย อย่ากระหยิ่มยิ้มย่อง

ว่าไม้เรียวที่ฟาดเจ้านั้นหักแล้ว

จากรากเหง้าของงูตัวนั้นจะเกิดงูพิษ

เป็นงูเห่าพิษร้ายซึ่งแว้งกัด

30ผู้ยากไร้ที่สุดจะพบทุ่งหญ้า

และคนขัดสนจะเอนกายลงอย่างปลอดภัย

แต่เราจะทำลายล้างรากเหง้าของเจ้าด้วยการกันดารอาหาร

ซึ่งจะผลาญชีวิตพวกเจ้าที่เหลือรอด

31ประตูเมืองเอ๋ย จงร้องไห้เถิด! นครเอ๋ย จงคร่ำครวญเถิด!

ชาวฟีลิสเตียทั้งปวง จงกลัวจนหัวหดไป!

ควันโขมงขึ้นจากทิศเหนือ

และแถวต่างๆ ที่ดาหน้าเข้ามาไม่มีล้าหลังสักคนเดียว

32จะตอบทูตของประชาชาตินั้นว่าอย่างไร?

ก็ว่า

องค์พระผู้เป็นเจ้าได้ทรงสถาปนาศิโยนไว้

และคนที่ทุกข์ลำเค็ญในเมืองนั้นจะพบที่พักพิง”

Het Boek

Jesaja 14:1-32

God ontfermt Zich over de Israëlieten

1Maar de Here zal Zich over de Israëlieten ontfermen, zij zijn nog steeds het volk dat Hij heeft uitgekozen. Hij zal hen terugbrengen en zij zullen zich weer in het land Israël vestigen. Mensen van vele nationaliteiten zullen zich bij hen voegen en hun bondgenoten zijn. 2De volken van de wereld zullen hen helpen bij hun terugkeer en zij die in hun land komen wonen, zullen hen dienen. Door hen tot slaven te maken, zal Israël niet langer in slavernij verkeren, Israël zal over zijn vijanden heersen!

3Op die prachtige dag dat de Here zijn volk bevrijdt van zorgen en angst, van slavernij en ketens, 4zult u spottend tegen de koning van Babel zeggen: ‘Tiran, eindelijk krijgt u uw verdiende loon! 5Want de Here heeft uw verdorven macht vernietigd en uw slechte bewind te gronde gericht. 6U vervolgde mijn volk met uw schrikbewind en hield de volken in de greep van de angst. U ontketende een meedogenloze vervolging.’

7Maar nu is er vrede en rust in de hele wereld! Overal heerst uitbundige vreugde! 8Zelfs de bomen van het bos, de cipressen en ceders van de Libanon, zingen dit blijde lied: ‘Uw macht is gebroken. Niemand zal ons nu nog omhakken, eindelijk hebben wij rust.’

9De bewoners van het dodenrijk lopen te hoop om u te ontmoeten als u hun domein betreedt. Wereldleiders en de machtigste koningen van de aarde die al lang geleden zijn gestorven, zijn daar om u te ontmoeten. 10Eenstemmig roepen zij: ‘Nu bent u net zo zwak als wij, u bent nu een van ons!’ 11Uw macht en kracht zijn verdwenen, zij zijn met u begraven. De klanken van prachtige muziek in uw paleis zijn weggestorven, de wormen zijn voortaan uw matras, de maden uw deken! 12U bent nu uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U bent op de aarde neergeveld, hoewel u vele volkeren op aarde overwon. 13Want u zei bij uzelf: ‘Ik zal de hemel bestormen en hoger dan de sterren heersen. Ik zal de hoogste troon bestijgen. Ik zal zetelen op de berg van de samenkomst, ver weg in het noorden. 14Ik zal opklimmen tot in de hoogste hemelen en gelijk zijn aan de Allerhoogste.’ 15Maar in plaats daarvan zult u in het diepst van het dodenrijk worden geworpen. 16Allen die zich daar bevinden, zullen u aanstaren en vragen: ‘Kan dit degene zijn die de aarde en de koninkrijken van de wereld op hun fundamenten deed schudden? 17Kan dit degene zijn die de wereld in een woestijn herschiep, die steden met de grond gelijk maakte en niet het minste medelijden had met zijn gevangenen?’ 18De koningen van de volken liggen eervol in hun graven, 19maar uw lichaam is weggegooid als een afgekeurde tak, het ligt in een open graf, bedekt met de lichamen van hen die in de slag werden gedood. Het ligt als een kadaver op straat, vertrapt en verscheurd door paardenhoeven. 20Voor u zal geen gedenkteken worden opgericht, want u vernietigde uw eigen land en moordde uw eigen volk uit. Uw zoon zal u niet opvolgen als koning. 21Dood de kinderen van deze zondaar. Geef hun niet de kans weer op te staan en het land weer te veroveren of de steden van de wereld te herbouwen.

22‘Ikzelf heb Mij tegen hem gekeerd,’ zegt de Here van de hemelse legers, ‘en Ik zal voorkomen dat zijn kinderen of kleinkinderen ooit op zijn troon zullen zitten. 23Ik zal van Babel een verlaten land maken, waar roerdompen zich thuisvoelen in de poelen en de moerassen. Ik zal het land schoonvegen met de bezem van de vernietiging,’ zegt de Here van de hemelse legers. 24Hij heeft gezworen dat Hij dit zal doen, want dit is zijn plan. 25‘Ik heb besloten het Assyrische leger te vernietigen als het zich in Israël bevindt. Ik zal de Assyriërs neerslaan op mijn bergen. Mijn volk zal niet langer hun slavenvolk zijn. 26Dit is mijn plan voor de hele aarde. Ik zal het uitvoeren met mijn enorme macht die over de hele wereld reikt.’ 27De Here, de God van de hemelse legers, heeft gesproken, wie kan zijn plannen veranderen? Als Hij zijn hand opheft, wie zal Hem dan tegenhouden?

28Dit is de boodschap die ik kreeg in het jaar waarin koning Achaz stierf.

29Lach niet te vroeg, Filistijnen, ook al is de koning die u onderdrukte, dood. Die stok is gebroken, dat wel, maar zijn zoon is een groter gevaar dan de vader ooit is geweest! Want uit de slang wordt een adder geboren en die brengt een vurige draak voort die u zal vernietigen! 30Ik zal de armen van mijn volk veilig hoeden en zij zullen in mijn weide grazen! De behoeftigen zullen in vrede kunnen gaan liggen. Maar wat u betreft, u zal Ik met de honger en het zwaard uitroeien. 31Jammer, Filistijnse steden, want uw lot is bezegeld. Uw hele land is veroordeeld. Want uit het noorden nadert een rookkolom: een leger in gesloten gelederen. 32Welk antwoord heeft men de boden van het volk te geven? Dit: God heeft Jeruzalem een hecht fundament gegeven en Hij heeft Zich voorgenomen de armen van zijn volk binnen haar muren een veilige schuilplaats te geven.