Salmos 59 – OL & HTB

O Livro

Salmos 59:1-17

Salmo 59

Salmo de David. Para o diretor do coro. Poema de instrução. Lembrando a ocasião em que Saul mandou cercar a sua casa para o matar.

1Livra-me, ó Deus, dos meus inimigos;

livra-me daqueles que se levantam contra mim!

2Livra-me desta gente que pratica a iniquidade e o crime!

3Armam ciladas contra a minha vida;

preparam-se para me cair em cima,

sem que eu lhes tenha feito mal algum, ó Senhor.

4Agitam-se e têm pressa em me liquidar, sem razão.

Desperta e ajuda-me!

5Desperta para me ajudares, Senhor,

Deus dos exércitos, Deus de Israel!

Castiga as nações pecadoras que nos cercam;

não poupes nenhum desses maus e traiçoeiros! (Pausa)

6Ao anoitecer vêm espiar-me,

andando em volta como cães, rondando a cidade.

7Ouço-lhes os insultos que ferem como espadas.

Gritam e dizem: “Ninguém nos ouve!”

8Mas tu, Senhor, ris-te deles;

também vês como essas nações são ridículas.

9Ó Deus, tu és a minha força!

Espero em ti porque és a minha defesa segura.

10Deus nunca mudará o seu amor por mim;

fará com que veja cumprido o meu desejo,

a respeito dos meus inimigos.

11Não os mates, pois o meu povo logo se esquece.

Que o teu poder os disperse e abata, Senhor,

pois és o nosso escudo!

12Pecam ao falar! São uns arrogantes!

Só proferem maldições e mentiras.

Por essas mesmas coisas serão condenados.

13Destrói-os com a tua severidade e liquida-os,

para que se saiba que Deus governa em Jacob59.13 Israel.

e que domina sobre toda a Terra! (Pausa)

14Ao anoitecer vêm espiar-me,

andando em volta como cães, rondando a cidade.

15Uivam e procuram comida,

para matar a fome.

16Quanto a mim, não deixarei de cantar a tua força;

cedo pela manhã cantarei, com alegria, o teu amor.

Pois tens sido o meu refúgio bem seguro,

a minha segurança nos momentos de angústia.

17A ti, pois, minha força, cantarei louvores;

tu és o Deus que me defende e me ama!

Het Boek

Psalmen 59:1-18

1Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘Vernietig niet.’ Hij schreef dit lied nadat Saul zijn huis had omsingeld met de bedoeling hem te doden.

2O mijn God, bevrijd mij toch van mijn vijanden.

Bescherm mij tegen hen die mij naar het leven staan.

3Red mij uit de handen van deze zondaars

en bewaar mij voor deze mannen die mijn bloed willen zien.

4Kijk maar, zij staan mij naar het leven,

zij sturen de sterksten eropuit om mij te vermoorden.

Ik heb toch niet tegen U gezondigd, Here?

5Zonder dat er aanleiding toe is,

komen zij op mij af.

Word toch wakker, kijk dan en kom mij te hulp.

6Here, U bent de God van de hemelse legers,

de God van mijn volk Israël.

Kom en straf alle ongelovigen.

Schenk uw genade niet aan verraderlijke zondaars.

7Elke avond komen zij terug

en lopen als huilende honden door de stad.

8Zij bespotten U en mij,

hun woorden zijn een aanval op wat heilig is.

Zij denken dat niemand dat hoort.

9U, Here, lacht hen uit!

U bespot al die ongelovigen.

10U bent al mijn kracht!

Ik let alleen op U,

want God is als een burcht voor mij,

bij Hem kan ik schuilen.

11Mijn God van liefde en trouw zal mij tegemoetkomen.

God, laat mij met blijdschap neerzien

op al die mensen die het mij moeilijk maakten.

12Dood hen niet, want dan zou mijn volk hen vergeten.

Maar laat hen door uw ingrijpen doelloos ronddwalen.

Laat hen maar vallen, o Here,

achter U kunnen wij wegschuilen.

13Alles wat zij zeggen, is zonde.

Zij denken dat zij onaantastbaar zijn.

Neem hen gevangen om die hoogmoed,

maar ook om de vloeken en leugens die zij uitspreken.

14Vernietig hen in uw toorn,

dood hen zodat wij hen nooit meer zullen zien

en zij er niet meer zijn.

Dan zullen zij beseffen dat God regeert in Israël

en ook in de rest van de wereld.

15Elke avond komen zij terug

en lopen als huilende honden door de stad.

16Zij zwerven rond om eten te vinden

en als zij niet genoeg vinden,

worden zij agressief.

17Maar ik wil uw kracht bezingen.

Reeds ʼs morgens vroeg jubel ik het uit

over uw goedheid en trouw.

Want U bent voor mij als een burcht,

een wijkplaats voor als het mij te moeilijk wordt.

18Mijn God, U bent mijn sterkte,

voor U wil ik lofliederen zingen.

God is voor mij een veilige burcht,

Hij betoont mij zijn goedheid en trouw.