Marcos 13 – OL & HTB

O Livro

Marcos 13:1-37

Sinais do fim dos tempos

(Mt 24.1-22; Lc 21.5-24)

1Ia a sair do templo naquele dia e um dos discípulos observou: “Mestre, que belas edificações estas! Olha para estas pedras!”

2Jesus respondeu: “Estás a ver estes magníficos edifícios? Não será deixada aqui pedra sobre pedra que não seja derrubada.”

3Quando se sentou na encosta do monte das Oliveiras do outro lado do vale, defronte de Jerusalém, Pedro, Tiago, João e André ficaram sozinhos com ele e perguntaram-lhe: 4“Quando acontecerá isso ao templo e que há algum sinal que anuncie que isso está para acontecer?”

5A esta pergunta, Jesus respondeu desta forma: “Tenham cuidado que ninguém vos engane. 6Porque virão muitos, apresentando-se em meu nome como sendo o Cristo, e enganarão a muitos. 7Quando ouvirem falar de guerras e notícias de guerras, não fiquem inquietos. Isto tem de acontecer, mas ainda não é o fim. 8As nações levantar-se-ão umas contra as outras e reino contra reino, e haverá fomes e terramotos em muitos sítios. Isso será apenas o começo dos horrores que hão de vir. 9Tenham cuidado convosco. Levar-vos-ão aos tribunais e espancar-vos-ão nas sinagogas. Terão de comparecer perante governadores e reis por minha causa, para lhes darem testemunho. 10Porque este evangelho deverá primeiro ser pregado a todas as nações. 11Quando vos levarem e vos entregarem, não se preocupem com o que vão dizer, antes digam as palavras que vos forem inspiradas naquele momento. Pois não falarão vocês, mas o Espírito Santo.

12Um irmão entregará outro irmão à morte e os pais aos próprios filhos. Os filhos levantar-se-ão contra os pais e os farão morrer. 13Todos vos odiarão por causa do meu nome. Mas quem resistir até ao fim será salvo!

14Quando virem a abominação desoladora instalada onde não deve estar (quem ler isto preste muita atenção13.14 Jesus refere os textos do profeta Dn 9.27; 11.31; 12.11.), então aqueles que estiverem na Judeia fujam para as montanhas! 15Quem estiver no terraço não entre sequer de novo em casa. 16Quem estiver nos campos não volte para ir buscar roupa. 17Ai das grávidas e das que amamentarem naqueles dias! 18Orem para que estas coisas não aconteçam no inverno. 19Porque serão dias de horror, como nunca houve desde o começo da criação de Deus, nem nunca mais se tornará a ver coisa igual. 20Se o Senhor não encurtasse aqueles dias, toda a humanidade se perderia. Mas por amor dos seus escolhidos, encurtará aqueles dias.

Jesus fala do seu regresso

(Mt 24.23-35; Lc 21.25-33)

21E se então alguém vos disser: ‘O Cristo apareceu aqui ou está além, naquela vila’, não acreditem. 22Porque haverá muitos falsos Cristos e falsos profetas cujos sinais enganariam, se possível, os próprios escolhidos de Deus. 23Tenham cuidado, porque já vos avisei sobre tudo.

24Mas naqueles dias, acabada a aflição, o Sol ficará escuro, a Lua negra, 25as estrelas cairão do céu e as forças que suportam o universo serão sacudidas. 26E então os povos da Terra verão o Filho do Homem, vindo no meio de nuvens com grande poder e glória. 27E enviará os anjos, para juntarem os seus escolhidos de todos os cantos do mundo, dos extremos da Terra aos extremos do céu.

28Aprendam agora com esta parábola sobre a figueira: quando o ramo está tenro e as folhas começam a romper, sabem que o verão está perto. 29Quando virem acontecer estas coisas que vos contei, podem estar certos de que o meu regresso está muito próximo e que me encontro às portas. 30É realmente como vos digo: esta geração não passará sem que todas estas coisas aconteçam. 31O céu e a Terra desaparecerão, mas as minhas palavras permanecem para sempre.

Ninguém sabe o dia nem a hora

(Mt 24.36-51; Lc 21.34-36)

32Contudo, ninguém sabe a data e a hora em que o fim virá, nem mesmo os anjos, nem sequer o Filho de Deus. Só o Pai o sabe. 33Portanto, conservem-se alerta, vigilantes, pois não sabem quando isto se passará.

34A minha vinda pode ser comparada com a de um homem que foi de viagem para outro país e que, distribuindo as tarefas que os servos deveriam fazer durante a sua ausência, disse ao porteiro que vigiasse o que se passava à sua volta. 35Portanto, vigiem bem, porque não sabem quando o Senhor da casa virá; se ao anoitecer, se à meia-noite, se ao cantar do galo ou de manhã. 36Que eu não vos encontre a dormir! 37Estejam atentos ao meu regresso é a minha recomendação para vocês e para todos os demais.”

Het Boek

Marcus 13:1-37

Jezus over de eindtijd

1Toen Jezus de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Kijk eens, Meester! Wat een grote stenen en wat een prachtige gebouwen!’ 2Jezus antwoordde: ‘Die grote gebouwen? Zij zullen met de grond gelijk worden gemaakt, er zal geen steen op de andere blijven.’

3Hij ging tegenover de tempel op de helling van de Olijfberg zitten. Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas kwamen met zʼn vieren bij Hem en vroegen: 4‘Wanneer zal gebeuren wat U daarnet over de tempel hebt gezegd? En hoe kunnen wij weten dat het zover is?’ 5‘Ik waarschuw jullie,’ zei Jezus. ‘Laat je door niemand van de wijs brengen. 6Want er zullen verscheidene mensen komen die zeggen dat zij de Christus zijn. En zij zullen veel mensen misleiden. 7Laat je niet in de war brengen door oorlogen en berichten over oorlog. Het staat vast dat die zullen komen, maar je mag er niet uit opmaken dat het einde er dan al is. 8Want over de hele wereld zullen de volken tegen elkaar worden opgehitst om oorlog te voeren. Er zullen aardbevingen en hongersnoden zijn. Nu hier, dan weer daar. Maar dat is allemaal nog slechts het begin van de ellende. 9En wat jullie zelf betreft, wees op je hoede! Omdat jullie bij Mij horen, zul je voor de rechtbank worden gesleept. In de synagogen zul je harde klappen krijgen. Jullie zullen zelfs voor bestuurders en koningen moeten verschijnen. Dat zijn allemaal kansen om over Mij te vertellen. 10Want voordat het einde komt, moeten eerst alle volken van de wereld het goede nieuws van God horen. 11Maar als je voor de rechtbank wordt gebracht, maak je dan geen zorgen over wat je moet zeggen. Zeg wat je op dat moment wordt ingegeven. Je hoeft zelf niet te spreken. De Heilige Geest zal het doen.

12Er zullen mensen zijn die hun broer de dood injagen door hem te verraden. Vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen. En kinderen zullen tegen hun ouders in opstand komen en hen vermoorden. 13Iedereen zal jullie haten, omdat je bij Mij hoort. Maar wie Mij trouw blijft tot het allerlaatst, zal gered worden. 14Wanneer je “de ontzettende gruwel” ziet staan waar hij niet hoort—wie dit leest, moet dit proberen te begrijpen—en je bent in Judea, vlucht dan naar de bergen. 15Als je op dat moment op het platte dak van je huis zit, ga dan niet naar binnen om nog iets mee te nemen. Vlucht! 16Als je op het veld bent, ga niet naar huis om wat kleren te halen. Vlucht! 17Het zal een afschuwelijke tijd worden voor vrouwen die in verwachting zijn of een baby hebben. 18Bid dat het niet in de winter gebeurt. 19Want er zal een verdrukking zijn zoals er nog nooit geweest is sinds God de wereld maakte en zoals er ook nooit weer zal komen. 20En als God die tijd niet had verkort, zou geen mens het er levend afbrengen. Maar ter wille van de mensen die Hij heeft uitgekozen, heeft Hij besloten die tijd te verkorten. 21Als iemand je komt vertellen dat de Christus hier is of daar, geloof het niet. 22Want er zullen valse christussen en valse profeten komen. Zij zullen grote, wonderlijke dingen doen om daarmee de mensen die bij God horen, op het verkeerde spoor te brengen als dat mogelijk was. 23Ik zeg het van tevoren. Jullie zijn gewaarschuwd.

24Na die dagen van verdrukking en ellende zal de zon worden verduisterd en de maan niet meer schijnen. 25De sterren zullen van de hemel vallen en de machten van het heelal zullen door elkaar worden geschud. 26Dan zal iedereen Mij, de Mensenzoon, zien komen in de wolken, met grote macht en majesteit. 27Ik zal de engelen erop uitsturen om de mensen die Ik heb uitgekozen, bijeen te brengen. Van het oosten, het westen, het noorden en het zuiden, ja, vanuit de verste uithoeken van de wereld. 28Leer van de vijgeboom deze les. Wanneer er knoppen en blaadjes aan komen, weet je dat het gauw zomer wordt. 29Zo is het ook met de komst van de nieuwe wereld. Als je ziet gebeuren wat Ik zojuist heb gezegd, weet je dat het niet lang meer duurt, dat het vlakbij is. 30Ik verzeker jullie: al deze dingen zullen gebeuren, nog voordat deze generatie voorbij is. 31De hemel en de aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zeker niet. 32Maar wanneer, op welke dag en welk uur deze dingen zullen gebeuren, weet niemand. De engelen niet en zelfs Ik niet. Dat weet alleen de Vader.

33Wees dus op je hoede en houd je ogen open! Want je weet niet op welk moment Ik terugkom! 34Je kunt het vergelijken met iemand die naar een ander land gaat en zijn knechten op zijn huis laat passen. Ieder van hen krijgt een taak. De portier moet op de uitkijk blijven staan. 35Kijk dus altijd naar Mij uit, want jullie weten niet wanneer Ik kom. Het kan ʼs avonds zijn of midden in de nacht, tegen de morgen of als de zon al op is. 36Pas ervoor op dat je niet slaapt als Ik plotseling kom. 37Wat Ik tegen jullie zeg, zeg Ik tegen iedereen: blijf wakker! Kijk altijd naar Mij uit!’